Interieur van de uitgebrande Kapelkerk. Onbekende tekenaar, t8to naar de situatie van 1760. Collectie Regionaal Archief hoefde door Schnitger niet nieuw gemaakt te worden maar werd hem volgens het bestek 'door de Wel Ed. Gr. Achtbr. Heeren Besteederen ter hand gesteld'. Kennelijk beschikten de burgemeesters over een dergelijk register; wellicht gaat het zelfs om de door Duytschot vervaardigde Vox Humana van het Bovenwerk van het orgel van de Grote Kerk uit 1685, die in 1725 bij de eindkeuring toch nog voor een nieuw exemplaar van Schnitger moest wijken. Het vernieuwde orgel van de Kapelkerk werd op 9 november 1726 gekeurd door Cornelis van Herk, Gerhardus Kempher, Gerhardus Havingha en Jan Coenraad Wils. Zij waren vol lof over Schnitgers werk en in hun keuringsrapport verklaarden zij dan ook 'dat in alles den eisch van het bestek ten vollen voldaan is'. De dispositie is opgenomen in bijlage 2. Na het overlijden van Schnitger in 1729 (hij werd slechts 36 jaar) kwamen de stadsorgels in onderhoud bij Nicolaas Willembroek (Schnitgers meesterknecht, die in Alkmaar een werkplaats had gevestigd) en vanaf 1734 ook bij de befaamde orgelbouwer Christian Müller (1690-1763). Müller zou in 1738 grote faam verwerven met de voltooiing van het grote orgel van de Haarlemse St. Bavokerk (dit instrument werd overigens mede gekeurd en ingespeeld door Gerhardus Havingha).13 Müller nam op 27 oktober 1751 aan om met ingang van januari 1752 de drie Alkmaarse orgels minstens 2 maal per jaar te inspecteren en te herstellen. Begin maart 1753 overleed Gerhardus Havingha op 56-jarige leeftijd, na een dienst verband van meer dan 30 jaar als organist en klokkenist van Alkmaar. Hij werd op

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2005 | | pagina 8