O R GELEN* O R G E 1. OORSPRONK met de vooitreffelykheit van ALKMAA GERHARDÜS HAVINGHA By Jan ta* beteken rampen door het inneemen en pionderen der Geldersche Vriezen ofSwarte Hoop eeniger maaten [ojverwonnen had; maar wie de maaker daarvan zij, is onzeeker'. Die inval en plundering van de stad vond plaats in 2527. Elke dinsdag en zaterdag werd er in de Kapelkerk een mis gezongen, waarbij in afwisseling met het koor ook het orgel werd bespeeld3 (de overige missen, driemaal daags, werden gelezen). De zangers van de Kapel genoten van stadswege 'vrijdom van accijns van één ton bier 's jaars'.4 Titelpagina van Havingha's boek Oorcpronk en Voortgang der Orgelen uit 1727. Collectie Regionaal Archief E N V O O R T G A N C! G R O O T E by gelegentheit van defzelfs her- ftelhnge opgeftclt DOOR Organift en Klokkenift te ALKMAAR- 1566-1573: roerige tijden De periode van beeldenstorm, reformatie en beleg waren bijzonder onrustige jaren in de Alkmaarse historie, waarin de orgels weinig bespeeld zullen zijn. Betalingen aan organisten, zo die al plaatsvonden, vermelden slechts zeer kleine bedragen. Of de Alkmaarse orgels tijdens de beeldenstorm van 1566 beschadigd zijn is niet bekend, zeker is wel dat de kerken enige tijd gesloten zijn geweest. In juni 1572 werd de Grote Kerk overgenomen door de 'Gereformeerden' en ruim een jaar later werd de stad belegerd door de Spanjaarden. In 1574 keerde de rust weer enigszins terug. De kerkmeesters van de Grote Kerk benoemden in dat jaar Pieter Olofsz van der Oort tot organist. In 1577 volgde zijn benoeming tot stadsorganist, een functie die hij naast verschillende andere stedelijke betrekkingen tot 1620 zou blijven vervullen. Ordinarii Stads Drukker 1717. 'Te hoogh in toon' Op 17 november 2588 kregen de kerkmeesters van de Kapel- kerk toestemming van de vroedschap om de stadsorganist tweemaal per week 'na de predicatie' op het orgel te laten spelen. Pieter Olofsz van der Oort ontving daarvoor 'tot last van de stadt' 34 gulden per jaar. Deze praktijk zou tot 1670 gehandhaafd blijven. Het instrument werd dus, geheel naar calvinistisch gebruik, nog niet gebruikt om de kerkzang te ondersteunen. Een voorzanger leidde de psalmzang, het orgel klonk alleen na de dienst. In de Grote Kerk werd echter al sinds 1640 met orgelbegeleiding gezongen. Havingha legt uit dat Alkmaar tot 1670 maar over één organist beschikte en die moest al in de Grote Kerk begeleiden. Verder achtte men het Kapelorgel destijds 'te hoogh in toon' om bij te zingen. Het orgel was tot 2705 namelijk in zogenaamde koortoon gestemd (een halve toon bóven normaal). Havingha (als Groninger met deze toonhoogte vertrouwd) plaatst bij dat argument echter vraagtekens en laat niet na om 'zeekere organisten' daarover te kapittelen. Immers: door de in 1705 in het orgel aangebrachte lage kamertoon

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2005 | | pagina 4