toegenomen aantal strafgevangenen was ingericht, maar dat een nieuw, afgezonderd gedeelte was aangelegd voor uit de stad afkomstige krankzinnigen en dat zich op dat moment daarin vijf personen bevonden. De ziektegeschiedenis van Johanna W. Ideaal was de toestand niet, zeker niet wanneer het patiënten betrof die door onophoudelijk razen en tieren iedereen tot last waren. Dat was bijvoorbeeld in 1831 het geval met Johanna W., huisvrouw van G. van D. Aangezien de vrouw in geen enkele inrichting te handhaven was, besloot haar vader haar weer in huis te nemen, maar toen op den duur de situatie geheel uit de hand liep, zorgde hij ervoor dat Johanna in het krankzinnigengesticht van Deventer kon worden opgenomen. Deze beslissing werd achteraf door de Rechtbank goedgekeurd.3 Op een zeker moment werd Johanna weer uit deze inrichting ontslagen en naar Alkmaar teruggestuurd. Een tiental jaren later bleek zij, na een gevangenisstraf te hebben uitgezeten, in het Huis van Bewaring te zijn opgesloten en bovendien vermeldde een politierapport dat haar echtgenoot, genoemde G.van D., brullend en schreeuwend eiste zijn echtgenote te mogen spreken en dat Johanna door deze commotie steeds verder verward geraakte en zelfs begon haar eigen ontlasting op te eten en zich geheel en al te ontkleden. Na inwinning van het advies van een der stadsartsen, besloot de Rechtbank dat de vrouw binnen 14 dagen opnieuw naar het krankzinnigen gesticht in Deventer moest worden overgebracht.4 Begin 1842 kregen B&W van Alkmaar uit Deventer bericht dat het heel goed ging met Johanna en dat zij wel weer naar huis terug kon keren. Uit ervaring wijs geworden lieten B&W weten dat zij zich niet konden voorstellen, dat een zo kortstondige en daardoor oppervlakkige waarneming der patiënte een gedegen oordeel toeliet. Zij adviseerden dan ook de vrouw nog een halfjaartje in Deventer te houden. Het daar heersende regime scheen haar kwade humeur wat in toom te houden; herstel van haar vrijheid zou daar weer snel verandering in aan kunnen brengen en dat zou - aldus nog steeds B&W - bij haar man wel weer eens gelijksoortige vlagen van krankzinnigheid kunnen oproepen, terwijl hij thans rustig en bedaard voortleefde. Zou het misschien mogelijk zijn haar in Deventer onder wat vrijere omstandigheden te laten leven, maar dan wel onder medische begeleiding? In Deventer ging men niet op deze argumenten in en op 28 januari 1842 verscheen Johanna weer in Alkmaar.5 Weer een jaar later meldden B&W aan het Geneeskundig Gesticht voor Krankzinnigen te Deventer dat Johanna haar man benevens nog enkele andere personen had mishandeld en verwarde brieven schreef. Om verder onheil te voorkomen had men haar in verzekerde bewaring gesteld. In opdracht van politie en justitie zou zij, onder behoorlijke begeleiding, in Deventer aankomen; geld voor verpleging gedurende het aankomende halfjaar zou worden meegegeven. Volgens een begeleidende brief, zou de vrouw lijden aan een 'idee-ftxe', vooral gericht tegen de rechter, die zij van onrecht

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2004 | | pagina 15