Bij de papieren van de vicarie vinden we inschrijvingsbewijzen uit 1815 waaruit blijkt dat
van het kapitaal ƒ3800 was ingeschreven in het Grootboek van Uitgestelde Schuld en ƒ1900
in het Grootboek van de Werkelijke Schuld. Bij elkaar dus meer dan de oorspronkelijke
ƒ5038. Ook deze inschrijvingen vonden plaats op naam van Hendrik Kuyper.
Inmiddels was Hendrik de Krom in 1813 zonder nakomelingen overleden en werd
vervolgens in 1816 zijn neef Jan de Krom uit Tilburg tot patroon benoemd. Bij het
overlijden van Hendrik Kuyper in 1826 ontstond er een probleem omdat de
inschrijving in het Grootboek op zijn naam stond en Jan de Krom nu dus buiten spel
stond. Jan de Krom schakelde de fabrikant Cornelis Banken uit Tilburg (zijn
werkgever?) in om zijn belangen te verdedigen bij de Commissarissen van het
Grootboek en te regelen dat de inschrijving op zijn naam werd gesteld. Dit gebeurde
echter niet. De inschrijving kwam nu op naam van Banken te staan met de vermelding
dat het een vicarie betrof waarvan Jan de Krom patroon was. Bij het overlijden van Jan
de Krom in 1838 werd zijn zoon Willem de nieuwe patroon. Hij trachtte de stukken
betreffende de vicarie bij Banken op te eisen. Waarschijnlijk had hij twijfels over de
aanstelling van Banken of misschien was hij van mening dat hij als rechtmatig
erfgenaam van de patroon nu de volledige inkomsten kon opeisen. De situatie bleef
echter ongewijzigd. Na het overlijden van Banken in 1841 werd de ƒ1900 die op zijn
naam in het Grootboek stond ingeschreven, overgeschreven op naam van de nieuwe
vicaris, de Tilburger Jan Baptist Castelijns, evenwel met de vermelding dat Willem de
Krom de patroon van de betreffende vicarie was. Waarom Castelijns tot de nieuwe
vicaris werd aangesteld en hoelang hij als vicaris fungeerde is niet terug te vinden.
Opvallend is dat we van na 1841 geen aanwijzingen meer hebben van een jaarlijkse
uitkering door de vicaris aan de patroon. Tot en met 1841 zijn er in het archief
kwitanties aanwezig met de handtekening van Willem de Krom. Uit een notitie uit
i8é6 kunnen we afleiden dat Castelijns door ene Arnoldus Vinken werd opgevolgd en
dat na diens overlijden in 1864 zijn weduwe Antonia Maria van Dijk als vicaresse werd
aangesteld. Zij werd vervolgens ook als zodanig in het Grootboek ingeschreven met
Willem de Krom als patroon. Dit laatste wijst er op dat Willem de Krom toch nog wel
een zeker voordeel genoot uit de vicarie, anders zou hij toch niet genegen zijn geweest
om als patroon op te treden. De weduwe Vinken overleed in 1875.
Ondertussen was Willem de Krom al in 1870 gestorven en opgevolgd door zijn zoon
Augustinus. Deze benoemde na de dood van de weduwe Vinken geen nieuwe vicaris.
Haar erfgenamen ontvingen de jaarlijkse uitkering. De inschrijving in het Grootboek
stond ondertussen nog steeds op naam van de weduwe Vinken met als patroon Willem
de Krom. Deze situatie bleefjaren bestaan. Pas in 1880, de weduwe Vinken was al 5 jaar
dood, werd de uitkering stopgezet en moest er eerst een nieuwe vicaris worden
aangesteld. Het initiatief hiertoe werd genomen door Arnoldus Antonius Johannes
Verschuuren, waarschijnlijk een zoon van de oudste dochter van de weduwe Vinken,
Hcnrictte, die met ene Johannes Verschuuren getrouwd was. Omdat ook Augustinus