controleren. Met name de betaling van het derde deel voor de predikanten gebeurde
sporadisch.3 In 1573 hield de Alkmaarse Laurentiusparochie op te bestaan en kwamen de
vicarieën op zichzelf te staan. Van slechts enkele vicarieën is de geschiedenis van na 1573
te achterhalen.
In het stadsarchief bevinden zich twee pakken documenten betreffende een vicarie op
het altaar van Onze Lieve Vrouwe van het zogenaamde Papengilde.4 Van deze vicarie
werd het collatierecht na de reformatie opgeëist door het Alkmaarse stadsbestuur. Deze
eis werd tevergeefs door verschillende nakomelingen van de stichter bestreden. Het
stadsbestuur bestemde een deel van de inkomsten voor de Latijnse school en een deel
voor studerende of armlastige verwanten van de stichter. De vicarie werd in de 19de
eeuw opgeheven.5
Een andere vicarie, door een lid van de familie Van Torenburg gesticht op het altaar van
de Heilige Geest, werd al voor de reformatie omgezet in een fonds. Al in 1567 besloot de
familie de bezittingen van de vicarie te verkopen en van de opbrengst twee woningen te
stichten voor huisvesting van armlastige verwanten en een studiefonds op te richten. In
het begin van de 17de eeuw werd vervolgens besloten het gehele kapitaal te bestemmen
voor ondersteuning van arme verwanten en werd het zogenaamde Fonds Torenburg
opgericht. Voor het beheer van het fonds werden vier administrateurs aangesteld. Het
beheer werd in de loop der tijd nog gewijzigd maar het fonds bestaat nog steeds.6
Op het St. Nicolaasaltaar waren verschillende vicarieën gefundeerd. Een hiervan was
gesticht in 1466 door Jacob Mathijszoon. In 1573, na het overlijden van de laatste vicaris
Jan Roothooft, werd de vicariswoning bestemd tot provenhuis en kwamen de
inkomsten van de vicarie ten goede aan de bewoners van dit huis. Het provenhuis werd
in de 18de eeuw eigendom van de Alkmaarse doopsgezinde gemeente en werd in 1811
voor afbraak verkocht. De stukken betreffende vicarie en provenhuis bevinden zich in
het archief van de Alkmaarse doopsgezinde gemeente.7
Aan de bovengenoemde drie geschiedenissen kan sinds kort een vierde worden
toegevoegd. In 1998 kreeg het archief een pak documenten geschonken die bij nadere
beschouwing betrekking bleken te hebben op het beheer van een tweede vicarie op het
St. Nicolaas- of Schippersaltaar, in de 15de eeuw gesticht door ene Van Zanen.8 Het
betreft aanstellingsakten, kwitanties, overlijdensakten en diverse brieven uit de 18de en
19de eeuw. Uit de aard van de stukken kunnen we afleiden dat deze waren ontvangen of
opgesteld door de verschillende, elkaar opvolgende vicarissen en dat het archief dus
werd gevormd en beheerd door de vicarissen. Van deze vicarie was al wel het een en
ander bekend. In 1925 is door de Alkmaarse gemeente-archivaris N.J.M. Dresch op
verzoek van de toenmalige patroon van de vicarie, ene F.A. de Krom uit Tilburg, een
onderzoek ingesteld. Dresch kon in het gemeentearchief niets vinden maar
naspeuringen in het Algemeen Rijksarchief te Den Haag leverden wel het nodige op.
Met behulp van de zogenaamde 'registers van confirmatiën' van de Staten kon een vrij