konden we ons het priesterkoor van destijds voorstellen, de plaats van de heilige
handelingen waar altaarstuk en altaartafel één geheel vormden, zoals nu nog steeds in
steden als Gent en Brugge en Antwerpen waar vergelijkbare retabels opgesteld zijn
gebleven.
Hoe is Maertens altaarstuk destijds gebruikt? Wat had het te maken met de dagelijkse
liturgie? Hoe hebben de tijdgenoten het beleefd en bekeken? Al naar gelang de
gedenkdagen van het kerkelijkjaar zijn dergelijke drieluiken geopend dan wel gesloten.
Gezien de voorstelling op het Alkmaarse middenluik zal het retabel meesttijds geopend
zijn geweest. Het geeft de kruisiging met te linker zijde Jezus door Pilatus getoond aan
het volk en te rechter zijde Jezus' verrijzenis uit het graf Daaronder in het midden de
kruisdraging met te linker zijde de geseling en te rechter zijde de doornenkroning. Dit
altaarstuk met voorstellingen van Christus' lijden, sterven en opstaan uit de doden
toont in beeld op bloedige wijze het heilige dat aan de altaartafel op onbloedige wijze
wordt gevierd. In het opdragen van de Heilige Mis stelt de priester Christus' Kruisoffer
te Zijner gedachtenis en in Zijn naam tegenwoordig. Want Christus Zelf is zowel
offeraar als offergave in het Misoffer dat hetzelfde is als het Kruisoffer. Bij het Laatste
Avondmaal op Witte Donderdag heeft Hij Zich immers zonder bloedvergieting
overgeleverd, hetgeen op Goede Vrijdag met bloedvergieting is gebeurd. Wanneer dus de
priester de consecratiewoorden uitspreekt en de hostie en de kelk opheft, belijden de in
de kerk verzamelde gelovigen gezamenlijk Christus' tegenwoordigheid onder de
gedaante van brood en van wijn. Zij weten, opkijkend naar het geconsacreerde brood en
de geconsacreerde wijn, dat nu opnieuw onbloedig geschiedt wat eens bloedig heeft
plaats gevonden en waarvan het altaarstuk in beeld getuigenis aflegt. Dit is één enkele
belevenis en belijdenis.
Ondanks de directe verbinding tussen Maertens voorstelling op het altaarstuk en de
dagelijkse liturgie aan de altaartafel zal toch het drieluik gesloten zijn geweest op dagen
van boete en inkeer, zoals in de voorbereidingstijd van Kerstmis en Pasen of tijdens
Missen van Requiem. Veelal zullen dan de gesloten luiken tevens bedekt zijn geweest
met lappen stof in de litutgische kleuren paars of zwart. Zo stel ik mij voor dat van dit
retabel in gesloten toestand tijdens de Advent en de Vasten niet de beide schilderingen
boven zichtbaar bleven met taferelen uit het leven van Laurentius, de patroonheilige
van de kerk, maar wellicht wel de beide schilderingen beneden met links de aanbidding
door de herders en rechts het Laatste Avondmaal. Ook deze beide voorstellingen zijn
alleszins betrokken op de dagelijkse liturgie. Gods Zoon heeft Zich ontledigd en is mens
geworden tot verlossing van de mensen. Zijn kribbe leidt naar Zijn kruis. Zijn overgave
in de menswording leidt naar Zijn overgave in de blijvende tegenwoordigheid onder
brood en wijn, het sacrament dat Hij op de avond voorafgaand aan Zijn lijden en dood
heeft ingesteld.
Nochtans zijn tenminste twee feesten in het kerkelijke jaar vast te stellen waarop de
altaarluiken gesloten werden niet om reden van boete of droefenis maar om reden van