naar zijn ontwerp, waarvoor hij deels ook het idee leverde. De stadsgeneesheer en
humanist Hadrianus Junius maakte Latijnse verzen voor de prenten en gaf Van
Heemskerck raad bij het uitbeelden van ingewikkelde humanistische thema's, zoals bij
het schilderij in Berlijn; het Latijnse vers op het geschilderde briefje is namelijk een tekst
van Junius' hand. Ook met Cornelis Musius, prior van het Sint Aagtenklooster in Delft,
was Maerten bevriend, iets waaraan hij waarschijnlijk de Delftse opdrachten te danken
had. Maerten was tevens bevriend met de familie Van Berenstein, want in 1561 trad hij
op als peetvader van de dochter van Cornelis van Berenstein, die regent van het
Haarlemse weeshuis was. Van Heemskerck was in 1551 en 1552 bestuurslid van het
Haarlemse schildersgilde en in 1554 voorzitter. Gedurende de laatste 22 jaar van zijn
leven was hij een van de kerkmeesters van de Sint Bavo en in 1568 werd hij op zijn oude
dag zelfs tot lid van de vroedschap gekozen.
Nadat Van Heemskercks eerste echtgenote in het kraambed was gestorven, huwde hij
de burgemeestersdochter Marytgen Gerritsdochter, die volgens Van Mander niet mooi,
jong of intelligent was, maar wel rijk. Met haar woonde de schilder in een groot huis op
het Donkere Spaarne, dat Marytgen van haar moeder had geërfd. Zijn geld belegde Van
Heemskerck in verschillende stukken land en ook deed hij aan liefdadigheid. In 1558
legden hij en zijn echtgenote vast - ze waren kinderloos gebleven - dat de opbrengst van
een van die stukken land jaarlijks gebruikt kon worden voor de bruidsschat van twee
arme weesmeisjes mits die van onbesproken gedrag waren en keurige jongens zouden
trouwen die niet dronken. Het huwelijk moest dan gesloten worden op Van
Heemskercks graf in de Sint Bavo, wat vanaf 1582 tot in ver in de 18de eeuw ook
inderdaad gebeurd is. In totaal zijn zo meer dan honderd meisjes op Van Heemskercks
graf getrouwd. Het echtpaar Van Heemskerck was beslist vermogend, want in 1573
treffen we Van Heemskercks naam ook aan op een lijst van prominente Haarlemse
burgers die de stad 150.000 gulden leenden om deze te vrijwaren van plundering door de
Spanjaarden, iets wat overigens mislukte. Na de overgave van de stad werden
verschillende werken van Van Heemskerck bij hem thuis en bij anderen door de
Spanjaarden gestolen.
De vele opdrachten voor portretten en altaarstukken bewijzen dat Van Heemskerck
een gevierd schilder was. Op het eind van zijn leven kreeg Maerten van het Haarlemse
stadsbestuur ook blijken van waardering voor wat hij op het gebied van de prentkunst
had gepresteerd. Zo werd hij in 1572 vrijgesteld van het betalen van stedelijke belasting,
speciaal vanwege zijn verdiensten voor de prentkunst. Als een van de eerste Nederlandse
kunstenaars was hij namelijk direct na zijn Rome-reis begonnen met het ontwerpen van
prenten, die door professionele graveurs in het koper werden gestoken en vervolgens
eerst in Haarlem, later ook in Antwerpen door prentdrukkers werden gepubliceerd en in
heel Europa werden verkocht. Op zijn oude dag, toen hij met schilderen was
opgehouden, bleef hij tekeningen voor prenten maken. De prent met het legendarische
grafmonument van koning Mausollus, bekend uit antieke beschrijvingen, dateert