Alkmaar in het bankwezen terecht. Eerst was hij directeur van het bijkantoor van
de firma Wertheim en Gompertsz, later van de Middenstandsbank. Hij woonde aan
de rand van de binnenstad, in het Kennemerpark.
Voor de gemeenteraadsleden die hem in 1921 als directeur van het grondbedrijf
kozen, was hij geen vreemde. Niet alleen was hij bekend uit de bankwereld, maar
bovendien was hij vanaf 15*16 al eens enige tijd in gemeentedienst geweest. Hij
bekleedde toen de functie van directeur van het gemeentelijk Distributiebedrijf,
een onderdeel van het gemeentelijk apparaat dat een omvangrijke taak te vervullen
had tijdens de grote schaarste die er in de Eerste Wereldoorlog aan alle mogelijke
artikelen bestond. In het krantenartikel is te lezen dat hij in die moeilijke functie
"veel en^oed werk heeft verricht".
Gezien het aantal medewerkers was het grondbedrijf maar een klein onderdeel van
het toenmalige gemeentelijk apparaat. In het begin was er behalve een directeur
slechts een klerke: juffrouw G. Leeuwenkamp. Vanaf 15124 kwam er een klerk-boek
houder ter assistentie bij. De noodzaak om de nieuwe functionaris aan te stellen
werd in mei van dat jaar aldus toegelicht: "De directeur is te veel belast met admi
nistratieve werkzaamheden, waardoor van zijn tijd een groot deel in beslag wordt
genoomen, dat beter voor de algemeene bedrijfsbelangen zou zijn te besteden.
Bovendien is het gewenscht dat den Directeur iemand terzijde wordt gesteld die in
staat is hem tijdelijk te vervangen". De gemeenteraad behandelde de kwestie op 22
mei achter gesloten deuren.
De nieuwe betrekking werd gegeven aan J. Koopal. Hij zou het grondbedrijf vele
jaren blijven dienen.
Andere collega's
In hetzelfde jaar dat Schenk directeur van het grondbedrijf werd, trad ook een nieu
we directeur aan voor Gemeentewerken: D.G.G. Margadant, benoemd op 17 maart
en in dienst getreden op 1 juli. In het zojuist genoemde gemeentelijk jaarverslag
over 1921 worden hun namen tezamen genoemd. Beide mannen kwamen te werken
in het oude gebouw van de Stadstimmerwerf aan de Keetgracht. Zij moeten regel
matig met elkaar gesproken hebben over velerlei zaken betreffende aankoop, ver
koop, beheer en bouwrijp maken van gemeentegronden en de aanleg van straten en
rioleringen.
In verband met de financiële kant van de zaak waren er contacten met de
Gemeenteontvanger, L. van der Vegt, en met de Gemeente-Controleur, R.J.
Schierbeek.
Een andere collega met wie contacten onderhouden moesten worden, was de al
genoemde B. Hoek, de directeur van de Plantsoenendienst. Met hem diende o.a. het
nodige geregeld te worden aangaande het Gemeentelijk Sportpark. Dat sportpark