testeerden een aantal protestantse kerken bij de Rijkscommissaris Seyss
Inquart tegen anti-joodse maatregelen. Op 27 oktober werd dit protest
als kanselboodschap in de kerken voorgelezen. Zij stelden daarin dat zij
de maatregelen tegen de joden in strijd achtten met de Christelijke
barmhartigheid en dat zij bewogen waren omdat het hier het volk be
trof waaruit de Zaligmaker der wereld is geboren. Blijkens een opmer
king in de kerkeraad van de Doopsgezinde gemeente van 11 november
was de boodschap in alle kerken hier ter plaatse voorgelezen, behalve in
de Lutherse kerk, die het protest ook niet hadden ondertekend. Op 19
april 1942 werd in praktisch alle Nederlandse kerken, die zich verenigd
hadden in het Convent van kerken een kanselboodschap voorgelezen,
waarin grote bezorgdheid werd geuit over de gang van zaken in ons
land, met name over de wijze waarop drie grondslagen van ons volksle
ven: de gerechtigheid, de barmhartigheid en de vrijheid van geweten en
overtuiging, die verankerd liggen in het christelijk geloof, zijn en wor
den aangetast. In Alkmaar vinden we een weergave van wat de verban
ning van de joden uit de stad voor indruk maakte in de notulen van de
Doopsgezinde kerkeraadsvergadering van 3 maart 1942:
"Dhr Koopal verklaarde zeer getroffen te zijn dat onze Alkmaarsche Joden
onze stad uitmoeten, alleen omdat het Joden zijn. Hij hoopte steeds, dat dit niet
zou gebeuren, maar thans is het een feit geworden. Deze wandaad van demoni
sche machten druischt in tegen alle menselijk gevoel. Ik kan mij niet indenken
dat alle menschen die deze nieuwe orde zijn toegedaan, waaronder ik er ken als
zeer rechtschapen menschen, dat goedkeuren. Ook in onze gemeente zijn leden,
die deze orde zijn toegedaan en die ik als zeer rechtschapen menschen acht.
Gaarne had ik dat deze leden zich uitspraken of zij dit wel goedkeuren. Dhr
Prins zegt dat na het uitbreken van de oorlog de voorz. heeft gezegd dat wc in
onze vergaderingen van den kerkeraad de politiek niet ter sprake zouden brengen
en wat thans besproken is, is politiek en wel tusschen oude en nieuwe orde. De
quaestie van Jodenvervolging is politiek en hoewel we het daar wel niet mee eens
zijn behoort het in onze kerkeraadsvergaderingen niet thuis. "47
Blijkbaar werd er bij de andere kerken ook zo over gedacht, want ner
gens maken de kerkeraadsnotulen enige zinspeling op het vertrek van de
joden uit de stad. In hoeverre zondags van de preekstoel hierover iets is
gezegd weten we niet. Alleen in de Doopsgezinde kerk zei Ds. Kuiper
in een preek over "Gedwongen kruisdragen" (Luc. 23:26):
"In de eerste dagen van de maand Maart van dit jaar werden onze Joodse
stadgenoten verdreven van huis en hof en daarmee ook van het meeste van hun
goederen beroofd. Verscheidenen onzer, ook ik persoonlijk, hadden daaronder
goede, ja zeer goede vrienden. Het weggevoerd worden van deze stadgenoten
heeft onze bevolking zeer aangegrepen.Wanneer we het lijden van onze
59