noch een koetshuijs ende erve staende en gelegen aende zuydzyde op de
Bagyne weydt tegenover de Samaritaenstraet
De koper, David de Bloys van Ginderdeuren, behoorde tot een fami
lie, die uit Vlaanderen herkomstig was en die in de nabijheid van
Aalst beschikte over een omvangrijk grondbezit, zoals „voor den geregte
off leenhove van Schooten", goederen bij Webehem binnen de parochie
Denderleeuw in den Lande van Aelst en „het Huijs en Hoff genaemt
Schaliën Hoff, met de landerijen daaronder behorende gelegen aan den
Dender huijten de stad Aelst". Deze aanzienlijke bezittingen waren reeds
lang in de familie onverdeeld.
De dubbele naam was afkomstig van 's mans vader Jan Baptista de Bloys
van Ginderdeuren, de oudste, (met Jacoba Menton Davids dochter ge
trouwde) zoon van de Antwerpse koopman Jaspar van Bloys van Treslong)
als echtgenoot van Elisaheth van Ginderdeuren. Jan Baptista, die in 1617
nog te Antwerpen geboren was, overleed te Amsterdam, waar hij op 24
juni 1650 in de Nieuwe Kerk begraven werd. Bij zijn bovengenoemde
vrouw had hij twee zoons: Jaspar, die door Keizer Leopold II op 16 mei
1694 verheven werd tot erf-ridder van het Heilige Roomse Rijk en de mo
gelijk in 1648 geboren, eerder al vermelde, naar zijn grootvader ver
noemde David.
Nadat David aanvankelijk te Amsterdam gewoond heeft, verhuisde hij
naar Alkmaar „buijten dese stadts-kennemerpoort" in een huis, waar hij
samen woonde met zijn eigenlijk te Amsterdam wonende neef Jorijan
Boucart, die er op 18 oktober en 28 december 1669 een testament pas
seerde voor notaris J. W. Brederoe. Uit de stukken valt te zien dat zijn nog
onmondige dochtertje Judith Machtildis zijn erfgenaam zal zijn, dat Reij-
nier Swaan, de Heer van Poelenburg onder Heemskerk, haar zwager was
en Judith Boucart testateur's zuster. Daar steeds woonachtig liet David
ook voor die notaris zelf zijn testament maken op 5 januari 1673; hij was
toen „sieckelyck te bedde leggende en sijnde hardt van gehoor doch an
ders siine zinnen ende verstant wel machtich ende becoomentlijk ge-
bruijckende". Hij wees zijn broeder Ridder Jaspar als erfgenaam aan en
kende aan zijn twee dienstmaagden legaten toe.
In 1678, hetzelfde jaar dus, waarin hij het grote huis aan de Oudegracht
aankocht, heeft hij na voorafgegane inschrijving als tertiaris, professie ge
daan bij de thans nabijgelegen St. Franciscus-Statie in de Schouten
straat. Met een Amsterdams meisje is toen David de Blois getrouwd, maar
tevoren moesten er voor de bruid enkele moeilijkheden uit de weg worden
geruimd. Zij had haar intrek reeds genomen ten huize van de bruidegom,
21