l'iX
Ar
L
K U -v
p*
r\
s?
het Karthuizer klooster te Delft.
Het oudst bewaarde kaartboek
in het gemeente-archief Alkmaar
is dat van de landerijen van het
St. Elisabeths- of Vrouwengast
huis met 13 kaarten van de
landmeter Louris Pietersz. uit
1567, 2 kaarten van Antonius
Metius uit 1619 en een kaart
van Thomas Sevenhuysen.12)
Uit 1568 dateert een kaartboek
van de landerijen van het
O.L.V. Memorie (Papengilde)
van Adriaan Anthonisz. 13)
Een ander kaartboek, dat te
ruggaat tot de 16e eeuw, is
dat van de landerijen van het
weeshuis, met kaarten van de
landmeters Jan Dircksz. Zout
man (onged.) en Cornelis
Claesz. Bommer (1652), met
los register van "lantcaerten.
gemeten by mr. Lourens Pie-
ters., gesworen lantmeter,
anno 1563"(14)
Uit de 17e en 18e eeuw zijn
veel kaartboeken bewaard ge
bleven. Beroemd zijn b.v. de
met veel zorg en vakbekwaam
heid getekende kaarten van
Jan Pietersz Dou van de Abdij van Rijnsburg uit 1635. Ze bevatten te
vens een overzicht van de wijde omgeving, hetgeen een belangrijke
historisch-topografische documentatie betekent voor grote delen van Zuid-
Holland. Een wijde omgeving treffen we ook aan in de kaartboeken van
de Utrechtse Kapittels over de periode 1564-1700. Er kan hier gesproken
worden van een nadeel, namelijk het ontbreken van een overzichtskaart
waarop de locatie van alle percelen vermeld staat.
De landmeters in Noord-Holland kregen het druk, toen in 1584 na de
Reformatie alle kloostergoederen tussen de 7 steden van het Noorderkwar
tier moesten worden verdeeld en opnieuw worden opgemeten en in kaart-
gebracht. 15) Zo richtte de stad Alkmaar in 1577 een rekest aan de Sta
ten van Holland om eigendomsoverdracht van het hele bezit van de on
roerende goederen van de Bagijnen van het klooster der H. Maria van
Nazareth (of Jonge Hof) te Alkmaar. Deze bezittingen werden in 1598
opgemeten door landmeter Dirck Aeriansz Schelven en in een "chaert-
boeck der stadslanden" opgetekend. 16) Dit kaartboek bevat 110 ge
kleurde getekende kaarten door Schelven en een aantal later bijgetekende
kaarten door de landmeter Bas van Meedenblick. (17 en 18)
673