tegendeel wil overtuigen zal met een aantal Noordhollandse oorkonden
moeten komen, waarin St. Adelbert in de datumregel wordt genoemd.
Het was in de middeleeuwen gewoonte bekende heiligendagen als datering
te gebruiken, b.v. "op Sinte Katerinendagh", "op Sinte Servaesavende",
"des donredaghes nae Sinte Nicolaesdagh" enz. Een oorkonde waarin Sinte
Adelbertus zich manifesteert is mij vooralsnog niet bekend.
Men moet dan ook concluderen dat Adelbert in deze streek geen sporen
heeft naqelaten. Het Adelbert-putje kan in deze niet als bewijs gelden en
wellicht is het dienstig erop te wijzen dat van de bronnen- of puttencul-
tus, die aan Willibrord en andere heiligen wordt vastgeknoopt, nauwelijks
iets blijkt in hun vitae, maar dat deze devoties eerst in de 12e eeuw de
kop opsteken; eerst te Wulpen bij Veurne en daarna als een olievlek op
ontelbare plaatsen in West-Europa. Aldus bezien spreekt het vanzelf dat
er ook in Egmond een Adelbert-put moest komen (en niet te vergeten een
Willibrord-put te Heiloo)Het is te vergelijken met de bloedwonderen, die
in de 15e, begin 16e eeuw eveneens op talloze plaatsen opduiken en waar
van we er alleen al in deze streek twee tellen, namelijk te Alkmaar en
Bergen
Gezien het voorgaande verbiedt het nuchter verstand de H. Adelbert als een streekheilige te
aanvaarden, maar moeten we integendeel concluderen dat hij geïmporteerd is.
Wie was trouwens de H. Adelbert, die volgens de traditie een der gezellen
van St.Willibrord zou zijn geweest?Sommige schrijvers beschouwen hem als
een volstrekt legendarische figuur, aangezien hij in de vitae van St.Willi
brord niet wordt genoemd. Anderen, waaronder recentelijk Jansen 10).
houden daarentegen zijn relatie met Egmond voor een legende.
Duidelijk is, dat zijn sterfjaar (740 c.q. 740) volkomen uit de lucht
is gegrepen. Hoe men eraan komt is eveneens duidelijk: Adelbert was
een gezel van Willibrord, dus zullen ze ongeveer even oud zijn geweest,
Willibrord overleed in 739, dus zal Adelbert 740 overleden zijn. Voor
zover mij bekend verschijnt Adelbert als gezel van Willibrord voor het
eerst in de Anales Xantenses, die c.1 205 geschreven werden, ergo bijna
vijf eeuwen na dato. Vermoedelijk heeft de annalist de klok horen luiden,
want er is namelijk een Adelbertus geweest, die abt was van het klooster
Aefternacum en die tussen 753 en 775 in de oorkonden voorkomt. 11).
De verbinding met Willibrord is er, omdat Adelbert een der opvolgers was
in dit door Willibrord gestichte klooster. Deze Adelbert en Willibrord
hebben elkaar zeer vermoedelijk gekend en mogelijk was ook Adelbert uit
Engeland afkomstig. Voorts lijkt het niet uitgesloten dat deze Adelbert
een lekenabt was (zijn opvolgers waren het in alle geval), hetgeen zou
kunnen verklaren waarom St.Adelbert in sommige bronnen "diaken" wordt
genoemd. 12).
In bovenstaande alinea heb ik met opzet "Aefternacum" geschreven en
niet "Echternach", aangezien Delahaye op m.i. goede gronden aannemelijk
maakt dat het klooster oorspronkelijk te Eperlecques heeft gestaan en in
857 onder dreiging van de Noormannen naar Luxemburg werd verplaatst.
13.) In die jaren zijn meerdere kloosters naar veiliger streken verhuisd
en tevens hebben bisdommen en kloosters hun relieken en kostbaarheden
naar beter te verdedigen plaatsen overgebracht (o a. naar St.Omaars,
Terwaan en Fontenelle). Tegen het einde van de 9e eeuw werd Vlaande
ren het veiligst geacht, omdat een sterk gezag daar het verzet tegen de
Noormannen organiseerde. De Vlaamse graaf Boudewijn II (879-918) begon
met de versterking van Gent en de verrijking van de St. Pietersabdij
609