En de oudjes onder de vele kijkenden, met hun mummelende,
tandelooze monden, zij lachten vergenoegd. Hen was deze paasch-
vreugde een herinnering aan eigen, lang-vendogen jeugd. Ze lachten
stilletjes, heel stilletjes om deze zonnige verheugenis en hun oude,
moeë oogen lichtten op bij het zien der kleurige meiskes, die zingend
langs hen voorbij gingen. Voorbij-
Zij lachten...
Maar toen de lange stoet het Hofplein had verlaten, zagen wij er
één, een vrouwtje. Zij stond daar, wat triest, wat troosteloos. En
tuurde naar wat in de verte verdween...
En langs haar dorre wangen gleed een zware traan.
Palmpaschen.
Nooit is de laatste jaren de Palmpaasch hier zoo gevierd.
Maar de lentegroet, door die honderden kinderen dien ochtend
uitgebracht, zal velen geleerd hebben, dat er in oude volksgebruiken
meer mooi's besloten ligt dan menigeen vermoedt.
EEN HOOGST MERKWAARDIGE PRIJSVRAAG. (slot)
Tegen deze achtergrond bereikte Vondel's gedicht aan „Alle
poëten en dichters der Vereenigde Nederlanden" het oor en oog
van Maria Tesselschade.- Uit haar „Antwoort" blijkt, dat zij het als
een ware geroepene moest insturen. Het werd als één uit velen door
de Academie ontvangen. Er waren inzendingen, die even strijdbaar
waren als Vondel's uitdagende oproep, het soms met hem eens
zijnde, en somtijds niet. Er waren beledigenden en groven bij, naast
anderen, met vol begrip, die een poging deden om met het ware
probleem in het klare te komen. Maar geen der anderen was zo
mild en poëtisch, zo wijd van visie en zo diep van inzicht, en
tegelijkertijd zo ontroerend in zijn eenvoud, als wat zij had
ingestuurd. Bij algemeen oordeel, zonder enige dissentie, werd de
roemer (door zuster Anna besneden! triomfantelijk naar Alkmaar
gestuurd. Alle tijdgenoten waren verrukt, even als wij, als nakome
lingen het nu ook nog kunnen zijn, welke politieke, sociale of
godsdienstige leer we ook aanhangen. Over werkelijke scheidslijnen
heen, die niet vervaagd hoeven te worden, kan grote overeenstem
ming worden bereikt. Wel moeten we natuurlijk door de verschillen
heen kunnen kijken, die ons van vroegere eeuwen scheiden in
taalgebruik en schrijfwijze, maar hoe moeilijk ons dat even toe mag
lijken, met goede wil is 't gauw gedaan.
461