kleine Wimke Glasz had er later geen flauw benul van, waar het
omging, als zij op de stoep van vadershuis zat te zingen tegen de
„socialen" en voor de „Willemien". Nog in 1909 bij de geboorte van
Juliana kwam de toenmalige burgemeester van Alkmaar (G. Ripping)
speciaal naar de doopsgezinde kerk aan de Koningsweg om te luiste
ren, was Ds Glasz hierover zou zeggen. Maar Ds Glasz zei niets
bizonders, alleen zoiets als: „Er is een kindje geboren..." Reeds in
1899 bepleitte Ds Glasz van de kansel, ondertekening van een lijst
voor ontwapening (dit was een initiatief van de Keizer van Rusland).
Een eerder beroep naar Arnhem ging niet door, omdat een kerke-
raadslid aldaar, die kolonel was, tegen zijn benoeming stemde, omdat
Ds Glasz te vijandig stond tegen de krijgsdienst. Later toen deze
kolonel weg was kon het beroep wel doorgaan (in 1910 dus).
Wimke Glasz vertelde verder: „Vader kwam veel bij de Wood-
brookers". Deze vereniging was in Nederland gesticht in 1909.
Voor deelname gold de eis, dat men kwam in oprecht verlangen naar
God. Ds Glasz was ook socialist, maar of hij zich ook speciaal door
de oude doperse weerloosheid aangesproken voelde, wist zij niet.
Samen met een andere Alkmaarse dominee schonk hij, omdat hij
geheelonthouder was, chocolademelk op de kermis. Vader trok
zoveel volk naar de kerk, dat de mensen buiten moesten staan en er
niet meer inkonden. Hij was lid van een vredesbewegingen actiefin
de doopsgezinde Gemeentedagbeweging en voor de Broederschaps
huizen. Vader kon zo preken, dat hij op het gevoel werkte en de
mensen huilend de kerk uit kwamen (vooral op oudejaarsavonden).
Wij kinderen zeiden dan tegen vader: „Je moet niet zo preken, dat
de mensen gaan huilen". Na de dienst werden de kinderen Glasz vaak
aangesproken door oudere dames, alsof ze iets hemels waren. Dat
vonden de kinderen vreselijk. Later slopen ze onder de dienst de
kerk in en uit door een gangetje.
Vader had zelf gekozen om predikant te worden. Zijn eigen vader
was bakker en hij was de enige uit het gezin, die ging studeren. Het
lag hem om te vernieuwen en hij zal het wel geweest zijn, die de
preekstoel weggebroken heeft!
De toenmalige pastorie was in het nu nog bestaande dubbele huis op
de hoek van de Koningsweg en de Gedempte Nieuwe Sloot. De
familie Glasz woonde links van het huidige vakbondshuis, dus in het
op één na laatste huis in de Koningsweg. Hier werden dus de ramen
ingegooid op die befaamde Koninginnedag in 1898. Beneden in de
kelder was de keuken met houten vlonders erg vochtig er achter
de tuin. Op de beneden etage waren de studeerkamer en de salon.
Daarboven (de twee linker ramen) lag de slaapkamer van vader en
458