Nieuwpoort, belend ten oosten de Hoolewech'7). Blijkens de kaart
van Van Deventer liep het Ritsevoort vóór de uitlegging van de stad
in c.1572 verder naar het zuiden door. Begrijpelijk, omdat men ten
behoeve van de aanleg van de gracht en de ommuring huizen heeft
afgebroken. Blijkens genoemde kaart kwamen twee wegen in een
scherpe hoek bij elkaar aan het begin van het Ritsevoort. Deze
scherpe hoek is nog steeds terug te vinden, n.1. ter plekke waar het
beeld van mevr. Bosboom-Toussaint staat, zijnde het begin van de
Wilhelminalaan. De Wilhelminalaan is m.i. de Holewech en deze
liep - vermoed ik oudtijds over het Ritsevoort naar de Heul
(Huele, Hoele of Hole). Ik houd het er dan ook op dat de
Holewech zijn naam ontleende aan de Heul. Deze verbinding hield
op te bestaan toen men de Kennemerbrug en -poort, om een beter
schootsveld te krijgen, schuin op het Ritsevoort zette. Doch zelfs
op moderne kaarten is deze verbinding goed zichtbaar. Het woord
„heulen" (huelen, holen) betekent in het middelnederlands „ver
heimelijken, verbergen" en de naam „heul" werd gegeven aan een
stenen brug, duiker of overkluizing. Als de Holewech de weg was
die naar de Hole of Heul leidde, dan impliceert dit dat „Ritse
voort" als straatnaam eerst later is ontstaan en derhalve aanvan
kelijk de naam was van een rivier- of beekovergang. Men treft dus
in Alkmaar een voort, een heul en een lede (Laat) bij elkaar aan,
zijnde namen die in deze streek zeldzaam zijn. Dit in tegenstelling
tot b.v. Brabant, waar talrijke voort-namen worden aangetroffen.
Om wegen te kunnen aanleggen moest men vaak door beken heen
en in deze wegen werden dan duikers gemaakt, die men onder de
naam „stenen heul" veelvuldig in de brabantse archieven tegen
komt. Ook de naam -lede, -leide of -lei als naam voor een gegraven
of gekanaliseerde waterloop komt in Brabant vaak voor.
De grens met Egmond en Bergen
De grensscheiding met Egmond (waaronder begrepen de voormalige
gemeente Wimmenum) en Bergen geeft aanleiding tot een aantal
conclusies. Toen Alkmaar in 1254 stadsrechten kreeg bestonden de
Egmonder- en Bergermeer reeds, zodat het ogenschijnlijk logisch
zou zijn geweest indien de jonge stad de jurisdictie tot aan de
meeroevers had gekregen. Dat dit niet gebeurt is, bewijst m.i. dat
de jurisdictiegrenzen ouder zijn dan 1254. Toen in 1565 de
bedijking van de Egmonder- en Bergermeer begon18) deden Alk
maar en Heiloo rechten gelden op de jurisdictie in een deel van het
te bedijken gebied. Margaretha van Parma wees op 20 augustus
1565 weliswaar de hoge jurisdictie toe aan de heren van Egmond en
427