ten" noemde, „die God gebruyckt en aendryft tot dit gants noodige Werck". Hoewel in de volgende jaren geen vrije uitoefening van de Remonstrantse godsdienst was toegestaan, werden toch hun samen komsten niet verboden, terwijl het aantal stadssoldaten werd uitgebreid om grotere veiligheid aan alle stedelingen te geven. Toen enkele kapiteins benoemd werden, die als niet-vijandig tegenover de Remonstranten bekend stonden, werd door de predikanten open lijk verklaard, dat gereformeerde schutters zich niet door hun eed aan deze superieuren gebonden hoefden te voelen. Op het hoogte punt van deze strijd, waarin schutters ontslagen werden, Leeraer Smout uit de stad werd gezet en in Haarlem ging wonen, enz:, enz:, ontstond het boven-aangehaalde Academiegedicht van Joost van den Vondel. Waar ligt, mag men op dit punt wel vragen, het Alkmaarse belang in deze bittere strijd, 't Is verbonden met een naam, die aan vele geslachten van Alkmaar bekend is geweest, inclusief onze huidige generatie. Aan het begin van de Kennemerstraatweg staart iedereen de naam TESSELSCHADE in het oog, of men nu van het Ritsevoort over de Heilooerbrug komt, of van de Kennemersingel. Hij staat, gebeiteld op een gedenksteen, die er in 1870 is aange bracht, op een van de mooiste huizen van het stedenbezit, even buiten de oude stadsmuren, die verdwenen zijn. De draagster van die naam heeft nooit in het huis in deze vorm gewoond, hoewel er misschien wel wat fragmenten in verwerkt kunnen zijn, van het (buiten? )huis(je? „Belvedere", waar, naar we weten, Maria Roe mersdochter Tesselschade in het latere deel van haar leven de zomermaanden schijnt doorgebracht te hebben. Haar „officieel" adres, dat we kennen van de talloze brieven, die aan haar geschre ven werden, is, de lange tijd dat ze in Alkmaar woonachtig is geweest, altijd binnen de muren gebleven, eerst in de Koren-, later in de Sinte Magdalenen-, en uiteindelijk in de Langestraat. De beroemde Barlaeus, wiens naam nog in de Van Baerlestraat in Amsterdam voortleeft, bezocht haar nog in 1646 in Belvedere, waar hij haar bezig vond haar tuin nog verder aan te leggen met heuveltjes en rotsen, terwijl ze er schilderde, zong en nog steeds haar gedichten schreef. Hij schrijft er zelf, door het bezoek geïnspireerd, een Latijns gedicht, waarin hij geen hoge prijs genoeg kan vinden voor deze scherpzinnige vrouw, die met haar vrije geest tot in het werk van Tasso en andere Italiaanse schrijvers doordringt, terwijl hij er aan toevoegt, hoe zij hier schildert en zingt en lieftallig over de rotsen en door de dalen dwaalt, trachtend haar zorgen te vergeten. In deze paar zinnen schetst Barlaeus de hele figuur van Tesselschade, als behorend tot die eerste en voorname groep van 443

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1981 | | pagina 21