1
I
'I
ft
gaan de taschlui op hun plaats staan
't Doet U allen veel verdriet.
dragers voor de schaal gegroept.
Kaasdragers zijn zeer bescheiden
Op 't „al klaar" gaan de gewichten
Zeer beleefd tot het publiek
met verschrikkelijk geweld
Helpen doen ze tusschenbeiden
op de schaal, de klinken lichten
Neen maar dat is magnifiek
wegen en 't gewicht geteld.
iMat een boer een kwartje vallen
opgeschreven, geld gevangen.
Daad'lijk zijn ze bij de hand,
't Gaat den heelen dag zoo voort
zoeken 't op, zoo zijn ze allen
Mag 'k vertellen hoe die dragers
Geven het daad'lijk aan den klant
namen dragen die elkeen
Meestal zegt hij laat maar blijven
1
lang niet weet en die ik vanavond
Erkentelijk voor welwillendheid
zeggen ga tot iedereen.
Als je dat een fooi zou noemen
Bij de taschlui heb je beesten
Ben je je verstand haast kwijt.
Ja maar in den goeden zin.
In de kamer langs de wanden
De Bul, de Leeuw, de snelle Vos
Hangen netjes naast elkaar,
Ook de Jood en als de meesten
Kastjes, waarin brood en koffie,
schelden allen er op los
Kinadruppels, ja zoo waar,
Ook de Zoeloe, Petroleum,
er van allerlei bewaard wordt
de Neus, de Blauwe, Suikerbuik
voor den Vrijdags noodig daar
de Prop, de Bloemkool, IJffeltoren
Tinnen kannen, steenen pijpen,
't is een kropsje puik, puik, puik.
Bier, tabak en kooltjes vuur
Dan de Schar, de Builebeer, de Zuurbal, Zie je op den tafel prijken
n
Koffiestroop en Hofjesbass
Bieravond te zeven uur
t-
Voorts de Kruik, de Mollevanger
Broodjes flink met kaas belegen
't is zoowaar een heel relaas.
en met ruim boter besmeerd
d
Telefoonpaal, Dakenkrabber.
Zitten ze niet gauw verlegen
Ranja en van Asch van Wijk
Dat heeft ons de tijd geleerd
Volgen nog, en daarna komt nog
Blijft zoo jongens steeds eendrachtig
e
Tetteretet te kijk
Werk met lust en werk met vlijt
Draadnagel en Kees de Lange
Want de eendracht maakt ons machtig
d
zijn hier ook op het appèl
In den moeilijksten strijd
e
En „de Dolle" sluit het rijtje
Wil met ons ook samenwerken
als ik mij dan niet vertel
Tot het heil van het algemeen
0
Hoordet gij Uw eigen namen
Uit is 't versje en ik groet je
t
Namen in mijn kreupelrijm
't is genoeg nu naar ik meen.
allen zijn jullie tezamen
Blaauwhoedenveem.
Wel te vinden voor wat gijn.
Meer nog wil ik van U zeggen
J.J. Erkamp. De Builebeer.
Wat soms aan de Waag geschiedt
J. van Hugten. De snelle vos.
Op één zaak de nadruk leggen
P. Ris. De schimmel.
Die steeds ergernis U biedt
J. Pander. De Neus.
't Is het bord waarop vermeld staat
Th. de Visser. De zoete.
fooien vragen mag men niet"
N.P. Erkamp. De suikerbuik.
it
en aannemen nog veel minder
G. Dijkman. - De nummer kachel.
438
439