men ook nu gewoonlijk nog met het woord „de weeg" of „de weech" aanduidt. Het recht, dat terzake van de beschreven omstandigheden van ouds een punt van gewicht voor veel betrokkenen uitmaakte, heeft, zoals te verwachten valt, in de oude stadskeuren zijn neerslag kunnen vinden. Zo verklaart de stadskeur van 1619 in een poging om het totale bestaande stadsrecht in één verzameling samen te voe gen4) bijeen in vier artikelen daar over het volgende: XVIII. Item sal een yegelick syn water uyt syn eygen goote off vanden hemel vallende moeten ontfangen ende leyden op ende over zijn eygen erve, alsoo het daer niemant letsel ofte gebreck by en heeft ten ware hy eenich recht hadde ter contrarie. Maer twater uyt gemeene gooten vallende sul len beyde eygenaers gelijckelyk leyden over hare erven, ten ware zy anders waren off conden verdra gen. Ende soo yemant syn water op de straet willen laten vallen, zal tselve met een hangende goote by syn huijs nederwaerts moeten ley den dat noch syn gebuyren noch de passanten by t'vallen vant water werden geincommodeert op een boete van XX sts.van acht dagen tot acht dagen te mogen bekeuren. XIX. Item als yemant wil timme ren en syn water buyten syn muyr laten vallen, soo sal hy met syn voorsz muyr soo verre van syn buyrmans erve moeten blyven, dat hy syn osendrop mach behouden namentlick ses t'halff duym ist hart dack ende XI duym als yemant (die daer toe consent hadde)wilde maecken een stroyen ofte rieden dack.en voorts gehou den zyn zyn water te ontfangen in een looden ofte houten gote ende tselve soo te leyden ende te dwin gen, dat syn gebuyre daer door niet en werden verdruct ofte gein- te re sseert. XX. Ende en zal niemant buyten syn muyre nae syn buyrmans erve eenige dingen mogen maecken metselen ofte stellen, die verder overhangen ofte uytsteken als syn osendrop,off als t'erve buyten de muyr hem toebehoort. XXI. Item soo yemandt buyten syn muyr een watergangh will heb ben ofte gebruycken ,die sal daer toe ten minsten buyten syn muyr moeten laten leggen negen duymen erffs,doch soo wanneer twee ge buyren besyden malcanderen tim merende verdragen om tussen beyden een gemene watergangh te laten leggen,soo sal de zelve ge meene waterganck ten minsten moeten wyt syn elff duymen. In de stadskeur van 1655 zijn deze voorschriften letterlijk her haald,5) terwijl die, welke door de Groote Wet in 1735 opnieuw wer den vastgesteld6wel enkele gram maticale wijzigingen bevatten, maar in materiële zin gelijk bleven. Met dien verstande, dat de artike len vernummerd waren toen tot 20, 21, 22 en 23, terwijl de geëiste breedte voorkomende aan het slot van art. 23 gereduceerd was toen van 11 op slechts 6 duimen. 278

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1979 | | pagina 22