kapelkerk
De auteur concludeert vervolgens dat uit de archiefbronnen
slechts met zekerheid is vast te stellen ..dat de Kapel voor 1443 is
gesticht" (hetgeen m.i. dus onjuist is. want de oudste gegevens dateren
uit de 16e eeuw) en beroept zich vervolgens op de bouwkundige
gegevens van Reder en de bedijkingsgeschiedenis van de Voormeer om
aan te tonen dat de Kapelkerk tóch in de 14c eeuw gebouwd moet
zijn. Doch eerst wijdt hij nog enige regels aan Aelbert Adriaensz. ..Uit
het voorgaande volgt dat hij zeker niet de stichter van de Kapelkerk is
geweest, maar degene die in 1518 de bouw van de noorderzijbeuk
heeft bekostigd. Voor de met weinig aardse goederen gezegende Kapel
was hij de principael weldaeder". Dus wel de voornaamste weldoener,
maar fundator stichter) mag hij kennelijk niet heten. Enfin, ik heb
zijn artikel enige malen gelezen, doch ik heb geen gegevens gevonden
die zouden aantonen dat uit ..het voorgaande" volgt dat Aelbert
Adriaensz niet de Kapel heeft gesticht, maar wel in 1518 de noorder
zijbeuk heeft bekostigd.
Cordfunke legt een direct verband tussen de Kapelkerk en het
Oostelijk Stadsdeel (..In de geschiedenis van de Kapelkerk is het
ontstaan van het Oostelijk Stadsdeel weerspiegeld"), reden waarom hij
ongeveer twee bladzijden aan de ontstaansgeschiedenis van dit stads
deel wijdt. Nieuws levert dit niet op. want hij herhaalt slechts zijn
oude standpunten. Ook ik heb in mijn artikelen in Alkmaar in het
Drijfzand aan dit onderwerp uitvoerig aandacht besteed, waarbij ik op
grond van het beschikbare archiefmateriaal tot geheel andere conclu
sies kwam: o.m. dat Cordfunke met zijn ontstaansgeschiedenis van het
Oostelijk Stadsdeel anderhalve eeuw te vroeg zit en dat in 1487 het
gebied ten oosten van de Huigbrouwerstraat en dus ook ter plekke
van de Kapelkerk nog water was. Dit betekent, dat ik geen geloof
kan hechten aan zijn archeologische interpretaties, noch aan de
bouwkundige gegevens van Reder. Dit betekent tevens, dat verdere
discussie zinloos is. Hopelijk zal er ooit iemand opstaan, die zowel de
archivalische als de bouwkundige en archeologische gegevens opnieuw
in studie neemt.
276