kapelkerk
Ken „photo" uit de tijd waarin men van de ouderdom van de Kapelkerk
nog geen probleem maakte.
geen enkel gegeven gevonden, waaruit blijkt dat het nisje boven de
ingang „toen" 1518) is gemaakt, noch dat zich daarin een beeld
van St. Jan zou hebben bevonden.
Vervolgens treedt Cordfunke met mij in discussie. Hij somt enige
argumenten op, die ik bijeen heb gebracht om aannemelijk te maken
dat de Kapelkerk na 1500 werd gesticht, en concludeert: „Deze
argumenten hebben echter afzonderlijk, noch tezamen bewijskracht".
M.i. hebben argumenten nimmer bewijskracht, vandaar dat ik gaarne
enige tegenargumenten had gezien. Hij vervolgt: „Wij zagen reeds dat
de gegevens betreffende de „reparacie ende fabryeke" uit 1518
kennelijk betrekking hebben op de bouw van de noorderzijbeuk". De
heer Cordfunkc kan dit nu wel stellen, doch ik herhaal dat nergens
een schijn van bewijs is gevonden dat de geldsom, die men in 1518
leende, bestemd was voor de bouw van een noorderzijbeuk.
„Bovendien", zo beweert hij, „bestond de Kapel, blijkens een
goederenlijst, reeds in 1513: Dyt boeck hoert toe Onse Lieve
Vrouwencapel op die Leede". Het is jammer dat de auteur niet het
gehele citaat geeft (te vinden in mijn eerste artikel). Uit het vervolg
blijkt namelijk dat de vier personen, die op 9 juni 1513 het boek
aanlegden, zich nog niet „kapelmeesters" noemden, hetgeen in 1518
wèl het geval was. Ook dit wijst niet op een hoge ouderdom van de
kapel. Tevens laat zich m.i. uit deze tekst niet bewijzen dat de kapel
toen reeds bestond, dan wel in aanbouw was, dan wel nog gebouwd
moest worden. Ook heden ten dage stuit men wel op pastoors en
bestuurders van kerkgebouwen, die alleen nog maar op tekening
bestaan, of zelfs dat niet eens.
274