tenslotte de kapelkerk
iteÊL
mÊm
W. A. FASEL
Het artikel van de heer Cordfunke in deel III van de Alkmaarse
Historische Reeks, getiteld: ,,Hoc oud is de Kapelkerk.' Kanttekenin
gen bij het ontstaan van het Oostelijk Stadsdeel", vind ik nogal
teleurstellend. M i. wordt het al bij voorbaat weerlegd door het artikel
van Landzaat in de Alkmaarse Courant van 6 oktober 1979, alsmede
door mijn tweede artikel in Alkmaar in het Drijfzand. Op m.i. goede
gronden maakt Landzaat duidelijk, dat de bouwkundige gegevens van
Reder niet die conclusies wettigen welke eruit getrokken zijn. De
publikatie van Cordfunke nu steunt voornamelijk op de gegevens van
Reder, met dien verstande dat Reder twee bouwfasen onderscheidt
(de bouw van een noorderbeuk in 1500 en de bouw van een zijbeuk in
1520), terwijl Cordfunke opteert voor een noorderzijbeuk in 1518.
Voorts voert Cordfunke de bcbouwingsgcschiedcnis van het Oostelijk
Stadsdeel als bewijs aan; een onderwerp derhalve, dat ik reeds uit
voerig in mijn boekje behandeld meen te hebben. Toch wil ik gaarne
nog enige opmerkingen maken.
Allereerst deze. dat de door Cordfunke met instemming aange
haalde formulering van Reder, luidende: ,,De werkelijk belangrijke
gegevens moeten echter gevonden worden in het metselwerk, vooral in
dat gedeelte dat niet door de brand (van 1760) was aangetast", naar
mijn mening de zaken op zijn kop zet. Als uit een periode van bijna
twee eeuwen geen enkel archivalisch gegeven is aangetroffen, terwijl
logischerwijs die gegevens er wèl hadden moeten zijn, dan is dit
weliswaar geen bewijs, doch zeer zeker een belangrijke aanwijzing. Het
wordt dan een hachelijke zaak conclusies te trekken uit metselwerk,
afmetingen van stenen, bouwstijl e.d., zoals Landzaat m.i. zeer terecht
vaststelt.
Cordfunke schrijft m.b.t. de bouwgeschiedenis van de Kapelkerk,
dat het gebouw zijn huidige gedaante kreeg na enige bouwfasen, die
alle gedateerd kunnen worden. Ik ben daarvan zo zeker niet. Zo
concludeert hij uit de aanwezigheid van een jaartal (1540) op het
houten gewelf in het koor, dat de koorsluiting uit 1540 dateert en dat
in dat jaar de kapel met drie traveeën werd uitgebreid. Ik vind dit een
nogal boude conclusie. Uit het lëit dat de kapel in 1536 nieuwe
klokken kreeg, gevoegd bij het jaartal 1540, zou men inderdaad
kunnen veronderstellen dat er in de jaren 1536-1540 werd gebouwd.
Doch over de aard en de ontvang van de bouwaktiviteit is m.i. geen
zinnig woord te zeggen. Werd in die jaren wellicht de gehele Kapel
kerk voltooid.' Ik weet het niet.
272