Waren onze voorouders superslim en hebben ze ons woongebied aan de zee ontrukt? Onderstaande tekst was geschreven voor de wervingskrant, maar moest vanwege ruimtegebrek vervallen. Vandaar dat we het een plaats in deze Chronyke geven. Een verhaal over schuld en boete De oudste bewoning dateert in onze streken uit ongeveer 1000 na Chr. In de Mijzen, het oude Schermer, Oterleek, Markenbinnen en Graft. Hoe vaak hoor je niet: voordat de bewoning in deze streken mogelijk was moesten de Hollanders eerst dijken leren bouwen, 'het land moest eerst aan de zee worden onttrokken'. En later, halverwege de veertiende eeuw zouden onze superslimme voorouders bedacht hebben dat het tijd werd om de bakens te verzetten, dat het tijd werd voor een economische transformatie. De werkelijkheid is anders. Duizend jaar na Chr. was Holland bedekt met een laag veen die hoger kwam dan de duinen. Er was geen sprake van dat eerst de zee overwonnen moest worden. Door verschillende factoren kwamen de mogelijkheid en de noodzaak van bewoning van ons gebied aan de orde. Het klimaat veranderde in de periode van 900 tot 1000 - het werd warmer en droger. Deze klimaatsverandering en door ontbossing zagen de boeren in de kuststreek hun akkers onderstuiven, waardoor ze behoefte kregen aan nieuwe bouwgrond. Stormen zorgden ervoor dat de wateren in het noordelijke Almeregebied (de latere Zuiderzee/IJsselmeer) en in het Vlie wijder werden, waardoor de afwatering van het veengebied sterk verbeterde. Deze factoren zorgden ervoor dat de boeren uit de kuststreek oostwaarts trokken om het veen te ontginnen en nieuw land te creëren. Boeren uit de omgeving van Oudorp trokken vanuit de veenrivieren de Schermer en de Leet het metershoge veen in en 'stichten' onder andere Oterleek, Schermer, Ursem en Mijzen. En boeren vanuit Limmen kwamen via de Stierop kwamen onder andere in de omgeving van Graft/De Rijp en Markenbinnen terecht. Ongelofelijk boeiend is wat er daarna gebeurde. Zolang veen doordrenkt was met water bleef het drijven en was het bestand tegen open water. Maar het gebruik als akkerland vereiste juist een sterke ontwatering. Door die ontwatering kwam het volle gewicht van de droge bovenlaag op de lagen eronder te rusten met als gevolg dat er inklinking plaatsvond en dat het land zakte. De verlaging van de waterstand veroorzaakte ook veraarding en oxidatie. Het veen 'verbrandde'. Per jaar verdween een centimeter van de veenlaag. Het niveau van de akkers daalde, de akkers werden te nat voor bewerking. Dus er moest sterker ontwaterd worden, waardoor weer verdere bodemdaling ontstond, enz., enz. 64

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2007 | | pagina 12