waarin veel confessionele arbeiders zich niet thuisvoelden, al was het maar omdat vaak op zondag vergaderd werd. En zo kwam rond de eeuwwisseling een verdeling van de bevolking tot stand die, het kan moeilijk te weinig benadrukt worden, niet vanzelfsprekend was en dus ook een aantal mogelijke ontwikkelingen de kop had ingedrukt of op ander manieren onmogelijk gemaakt. Ik noemde al de Papothorbeckianen: die aanvankelijk belangrijke groep zal langzaam uitdoven. Interessant is ook dat allerlei pogingen om, zoals hier en daar bijvoorbeeld in Duitsland was te zien, over te gaan tot interconfessionele organisatievormen, katholieken en protestanten samen dus, werden zeer actief tegengegaan. Het Christelijk Nationaal Vakverbond bijvoorbeeld was aanvankelijk interconfessioneel, met drie katholieke en vier protestantse bestuursleden, maar dat werd door de bisschoppen eerst veroordeeld en vervolgens verboden. Veel orthodoxe protestanten zagen daar overigens ook weinig in, zij hadden immers nog vaak last van een stevig antipapisme. Ook van belang is dat door dit opkomende organisatiepatroon de conservatieven in Nederland niet de kans hebben gekregen tot een eigen politieke partij over te gaan. Voor conservatieven was er eigenlijk slechts de keus om over te gaan naar de confessionele zuilen óf mee te liften met de liberale partijvorming. En dat brengt ons op de lastigste zuil, die der liberalen. Dat is immers een zuil die geen zuil wilde zijn en dat eigenlijk ook niet was, door het ontbreken van omvangrijke organisatievormen, door schuil te gaan in 'algemene' verenigingen dan wel door geheel ongeorganiseerd te blijven. Mijn suggestie is hier dat de liberalen eigenlijk de staat als hun zuil gingen beschouwen. Het overheidsapparaat bevatte relatief veel liberalen. Hier kan dus gedacht worden aan burgemeesters, hogere ambtenaren, schoolinspecteurs, dijkgraven en rechters enz. enz. Daar konden de liberalen rechtstreeks werken aan hun ideaal, namelijk van de eensgezinde natie, waarvan zij zo graag aannamen dat zij het denkend deel ervan waren. Dat was een nobele taak, die vooral vorm kreeg in het matigen van de tegenstellingen tussen de zuilen, of in modern jargon, ze hielden de boel een beetje bij elkaar. Het zijn dan ook liberalen als Cort van der Linden en Bos, die het tijdens de Eerste Wereldoorlog voor elkaar krijgen dat de zuilen een soort vredesverdrag sluiten. Met deze beroemde Pacificatie wordt eigenlijk toegegeven dat geen der zuilen groot genoeg zal worden om te mogen hopen de anderen te overheersen, maar tegelijkertijd zal geen der zuilen klein genoeg worden om gemakkelijk overheerst te worden. Dan wordt de meest kenmerkende slagzin dat Nederland één is in verdeeldheid. Men was daar zelfs zo tevreden over dat dit model van vreedzaam samenleven van zo 27

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2007 | | pagina 27