1 bleef, want
de openbare
en vijandige
en spelen of
ijen over en
ok de reden
gebied waar
sten van het
"gevaarlijk"
iboeken van
it je had van
en groente-
or ook een
il gevestigde
ter Wegdam
voelde zich achteraf toch enigszins bekocht, want het katholieke volksdeel
behoorde eerder tot het armere deel van de bevolking en kon de
doktersrekening vaak niet betalen. En hij mocht van de pastoor alleen maar
katholieke patiënten behandelen. Afgezien daarvan: 1300 zielen (misschien
2000 met de naaste omgeving meegerekend) was wel wat krap om er 2
dokters een bestaan te laten vinden.
Vanzelfsprekend gebeurde het omgekeerde ook. De "protestanten" gingen
niet naar een roomse middenstander om hun boodschappen te doen. Mijn
moeder deed haar boodschappen uitsluitend bij niet-roomse neringdoenden
en zo hadden wij thuis dan ook minstens 4 verschillende bakkers, 3 slagers,
4 kruideniers, 3 melkboeren en 3 groenteboeren van niet-roomse achtergrond,
die ook nog allemaal langs de deur kwamen.
Scholen en verenigingen
De kinderen van de St. Jozef moesten voordat ze naar school gingen eerst
naar de kerk en dat betekende elke dag al vroeg een hele drukte op straat
voor de kerk. Trouwens op zondag was de hele Rechtestraat des morgens en
des avonds verstopt wanneer na de Mis of het Lof de roomse kerk uit kwam.
Hele slierten jonge meisjes liepen gearmd door het dorp tot aan de
Beemsterbrug om daarna weer terug te keren naar het "eigen" gebied dat zich
zoals gezegd grotendeels aan de westkant van het dorp bevond. Wij vonden
dat altijd een nogal uitdagende optocht. Het was bepaald niet bevorderlijk-
voor onderlinge coulance, want als je je rond die tijd per fiets door het dorp
wilde begeven kwam je er gewoon niet door. Een zelfde toestand heb ik jaren
later in Staphorst gezien.
Ook het verenigingsleven leed onder deze scheiding. Zo kwam er een
roomse voetbalclub, REO geheten, die aan het Zuideinde, toen nog buiten
het dorp, zijn voetbalveld had en die natuurlijk in een eigen katholieke
competitie speelde. En als er geen specifieke eigen vereniging was, zoals
bijvoorbeeld het fanfarecorps Kunst na Arbeid dat neutraal beoogde te zijn,
dan waren daar geen katholieken lid van.
Ik herinner mij nog goed dat gedurende de oorlogsjaren er een nieuwe
onderwijzer aan de Sint Jozefschool benoemd werd, die uit Brabant kwam.
Een Bourgondisch type, die zijn trombone had meegenomen en wel lid werd
van het fanfarecorps. Hij vertelde mij naderhand toen hij ook bij ons over de
vloer kwam om te musiceren (nog wel bij een dominee!) dat het een vreselijk
tumult had gegeven in de eigen kring, maar dat hij had gezegd niet van plan
te zijn zijn vrijetijdsbesteding te laten voorschrijven door de pastoor. Meester
De Rooy is dan ook niet lang in De Rijp gebleven.
127