vandaan, en later in het huis van de vroegere burgemeester Van Staveren, op
het Westeinde.
De (toen nog) trouw ter kerk gaande roomse bevolking werd vanaf dat
moment door de pastoor in elke preek voorgehouden dat ze bij dokter
Wegdam in de praktijk moesten. Het zou er slecht voor hen uitzien in het
hiernamaals als ze dat niet deden. Of, zoals ik het hoorde: er werd met hel en
verdoemenis gedreigd...
Een deel van de roomse bevolking gaf gehoor aan de oproep van de
pastoor. In die tijd had meneer pastoor nog veel gezag en was het grootste
gedeelte van de bevolking nog niet zo assertief. Hij zou het toch wel weten?
En wie wil er niet graag naar de hemel? Je kon maar beter het zekere voor
het onzekere nemen...
Wat die assertiviteit betreft: het ontbreken daaraan gold niet alleen voor
het katholieke deel, maar evenzeer voor het protestante deel. In die tijd was
men veel gezagsge rouwer. Die instelling gold niet alleen geloofszaken.
Hierboven scb 1 jf ik: een deel van de roomse bevolking, want er waren
genoeg kalnoliekgezinnen die mijn vader trouw bleven en maling hadden
aan meneer pastoor. Ik wil de katholieke bevolking ook absoluut niet indelen
in een goed en een fout deel; ik heb alleen opgeschreven wat ik mij herinner
van die gebeurtenissen die ons gezin, - en mijn vader en moeder in het
bijzonder- zo diep geraakt hebben.
Ik voeg hier, voor alle duidelijkheid, nog aan toe dat de verhouding tussen
dokter Wegdam en zijn vrouw en mijn vader en moeder goed te noemen was.
Ze tutoyeerden elkaar en kwamen af en toe bij elkaar over de vloer, 'op
visite', zoals dat heette en - zoals ik dat als kind ervoer- de sfeer was dan
goed. In hoeverre het beleefdheidsbezoeken waren kan ik niet inschatten.
Nooit heb ik mijn ouders iets onaardigs over de Wegdammen horen zeggen!
Dat er veel mensen overstapten naar de praktijk van dokter Wegdam was
één ding. Veel erger was het voor mijn vader dat de mensen die 'weggingen'
hun hoofd omdraaiden als ze papa tegenkwamen. Dat zal ongetwijfeld uit
gevoelens van gêne, schaamte en onzekerheid, van zich-geen-houding-
weten-te-geven, gebeurd zijn, maar papa heeft daar heel erg onder geleden.
Het maakte hem, volgens mij, heel onzeker en ook hij had als reactie veel
moeite in die situaties zijn houding te bepalen. En in zo'n klein dorp kun je
elkaar niet ontlopen, kom je elkaar eenvoudig weg redelijk vaak tegen. Nooit
zal ik zijn verdrietige, verslagen gezicht vergeten, als hij thuiskwam, na zo'n
'ontmoeting'.
In die tijd heeft zich bij mij een hekel aan alles wat rooms was
ontwikkeld, die gelukkig ook weer verdwenen is. Ik vond het toen - zo jong
als ik was- zo onchristelijk en zo oneerlijk. Arme papa..!!
157