ontvangen, in een zeer 'opgewekte' stemming, waaraan drankgebruik
niet vreemd was. Aan dit alles moeten we wel denken, om het
volgende te begrijpen. Ziehier dan een gedeelte van het verslag, dat
letterlijk is overgenomen van dagbladberichten uit de tijd van de brand:
Natuurlijk was het klokgelui niet van de lucht. De Rijper
spuiten waren ouderwets en in slechte conditie. Ook de orde
liet alles te wensen over. Toen de spuiten waren opgesteld,
klonk het geroep om jenever boven alles uit. Het Transvaalse
volkslied 'De Boeren hebben 't overwonnen' daverde door de
lucht en telkens ging een luid gejuich op als een nieuw pand
werd aangetast, of dak of muur met donderend geraas
ineenstortte, een verblindende vonkenregen over het dorp
verspreidende. Het was een ergerlijk gezicht mannen te zien
rondwaggelen in het holst van den nacht door de jenever.
Men hoorde kreten als We verd.het, als we geen borrel
krijgen', of Doe het zelf maar!' We zagen pijpleiders inplaats
van op de vlammen de heiningen uit de grond spuiten.
De redacteur van het plaatselijk blad voegt dan aan dit verhaal de
beschouwing toe: 'maar thans kunnen we opmerken, dat én de
mensen én het materiaal zeker in heel wat beter staat zijn dan 25 jaar
geleden'. Daarmee geeft hij het gevoelen weer van allen met wie ik
over deze verhoudingen sprak.
De betere levensomstandigheden in de 20e eeuw hebben wel
belangrijk meegewerkt tot het veranderen van de mentaliteit bij de
massa. Daartoe heeft ook bijgedragen de sterke vermindering van het
drankmisbruik, welke vermindering door de daling van het aantal cafe's
en kroegjes van drie en twintig op zes veel te zwak wordt aangegeven,
want ook in deze zes is de omzet van sterke drank veel kleiner
geworden.
146