over. Geen wonder, dat pa maar matig te spreken was over zijn opeen volgende hervormde collega's. De doopsgezinde gemeente teerde op een roemrucht verleden, toen De Rijp vrijwel geheel door dopers bevolkt was in de 17e eeuw. Aan dat verleden hadden ze een nu veel te grote kerk overgehouden. De voorgevel was ooit vervangen door een andere, waardoor 't karakteristieke van drie puntgevels helaas verloren was gegaan. Het roemrucht verleden lag al lang achter ons. Wat er resteerde waren zo'n honderd leden, die meer in het verleden leefden dan in het heden. Reeds eerder schreef ik daar iets over. Het fabeltje van de rijkdom der gemeente bleek erg hardnekkig. Voor vele leden was de belangstelling daarvoor de kern van hun geloofsleven. De overige twintig bezochten vrij regelmatig de kerkdiensten, waar ze overigens in die grote kerk nauwelijks terug te vinden waren. De kerkenraad, waarin nog geen vrouw zat, bevond zich in hoge banken achter een levensgroot hek aan weerszijden van de kansel. De kansel was hoog en slechts langs een flinke trap te bereiken. Vóór het hek was een zandvlakte tot aan de pilaren, waarop de gaanderijen rustten. Deze zandvlakte, die niemand mocht betreden omdat dan de kosteressen zoveel werk hadden om die weer mooi vlak te krijgen, noemden wij al naar onze stemming:"de Sahara"of "het heilige zand". De hele kerkvloer had trouwens een zand-tapijt. Een geweldig Strümphler-orgel was er voor de muzikale begeleiding van de diensten. Op dit orgel heb ik menig uurtje gespeeld. Misschien niet altijd tot genoegen van de dames Braak, die als kosteressen naast de kerk woonden. Van ongenoegen hebben ze overigens nooit wat laten merken. De officiële organist was jaar in jaar uit de tuinder Jacob Roemer. Het kerkelijk leven in dorpen als De Rijp toont eens te meer aan, hoe zeer dat ook een product is van sociale invloeden en omstandigheden. Het geloofsleven van sommigen probeerde een voor dat geloof aanvaardbare weg te zoeken tussen decadentie, onderlinge rivaliteit en geïntrigeer. Voor de één liep dat uit op een o zo begrijpelijke vlucht naar een vooral innerlijk leven; voor de ander betekende dat een strijdbare opstelling ondanks teleurstelling na teleurstelling, opdat de bedoelingen van Jezus gestalte zouden krijgen in het dagelijks verkeer. Mijn inzicht in 't geloofsleven van de mensen, waartussen ik in mijn jongere jaren heb geleefd, reikt niet zo ver, dat ik het waag daarover te schrijven. Mijn ervaringen in later jaren hebben me wel geleerd, dat "De Rijp" gezien de omstandigheden geen uitzonderlijk verschijnsel is geweest. Het kerkelijk leven openbaart en verbergt evenveel van het geloofsleven der leden, als een schilderij verbergt en openbaart van de inspiratie van de kunstenaar. Jelle P. Keuning 143

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2006 | | pagina 23