m
;n Pielage
bijzondere
sn verhaalt
nen.
at voort te
stok, die in
n ellemaat,
En zo is de el (afgeleid van het bot in de onderarm de ellepijp) de afstand van
het topje van de middelvinger tot aan de elleboog.
Maar omdat geen mens hetzelfde is, zo verschilden de maten per metende
persoon. Julius Caesar en zijn tijdgenoten ervaarden die verschillen bij
metingen gedaan door Romeinse legionairs of door Germaanse werk
krachten, die natuurlijk veel groter waren als die romeintjes.
Dus om te voorkomen dat je bij voorbeeld bij een stoffenhandelaar met
lange armen meer stof voor hetzelfde aantal ellen zou krijgen dan bij een
verkoper met korte armen, werden er onderlinge afspraken gemaakt en
regels en wetten opgesteld over hoe lang een maat was en dat gold meestal
plaatselijk, in ieder geval per iedere belangrijke handelsplaats. (Denk maar
aan de Rijnlandse Roede uit het verhaal van Gervien Pielage, waarvan de
lengtestandaard door twee inkepingen bij de ingang van het stadhuis van
Leiden was aangegeven).
Maar wilde je je vleugels wat verder uitslaan als je eigen woonplaats, dan
kon je natuurlijk met jouw plaatselijke maatvoeringen niet uit de voeten.
Standaardisering op regionaal en nationaal niveau lag dus voor de hand.
In verband met de heffing van accijns werd de Haagse el (ook wel de
gewone el genaamd) in 1725 de nationale standaard. Alleen de Gedeputeerde
Staten van Vriesland besloten om pas per 1 januari 1775 over te gaan op de
standaard van de "Hollandse" nationale) ellemaat. De el was dan 69,4 cm
lang en werd verdeeld in 8 palmen en deze waren weer onder te verdelen in
elk 4 vingers.
Om de juistheid van de gehanteerde maten te garanderen tegenover de
gebruikersh/erbruikers moesten de maatstokken regelmatig worden
gecontroleerd. En zo zien we dan ook op de houten ellematen in het
museum, die voor commerciële doeleinden werden gebruikt in bijvoorbeeld
manufacturen- en stoffen-winkels, de ijkstempels/keurmerken staan in de
vorm van jaartallen, het jaar waarin was gecontroleerd. Elke drie jaar werd er
ge-ijkt van overheidswege.
Museum
Bulletin
113