Botsingen
Zoals in de vergadering van 18 nov. 1832, waarbij het over subsidies gaat.
De heer De Boer vindt o.a. de subsidie voor de voetbalverenigingen veel te
laag. De heer De Jong neemt het min of meer voor het college op: 'hij
waarschuwt voor het geven van te veel subsidies. Want met de aanstaande
begroting is wel tegenslag en moeite te verwachten voor gelden, welke
wellicht niet zullen binnenkomen'. En wethouder Keuning verzucht: 'de SDAP
bestaat uit werkelijkheidspolitici, die roeien met de riemen welke ze hebben'.
En in de vergadering van 23 okt. 1933 gaat het om allerlei zaken variërend
van de winkelsluitingswet tot kritiek bij de algemene beschouwingen. De
heer De Boer had meer initiatief verwacht op het gebied van de voetbalsport
en het zwembad. Hij zegt dat de SDAP het bij de volgende verkiezingen wel
aan den lijve zal ondervinden. Waarop wethouder Keuning antwoordt:
'wanneer hij op de aanval van de heer De Boer zou ingaan, zou hij in
herhaling moeten treden, waarvoor de tijd te kostbaar is. De zorg van de
heer De Boer voor de kiezers van de SDAP is misplaatst. De stembus zal zich
wel uitspreken en hij kan met een gerust geweten voor de kiezers
verschijnen'.
Zoals de voorzitter het later uitdrukte: 'als een slag uit helderen hemel'
kwam de ontslagaanvraag van wethouder Keuning. Het resultaat was een
ingelaste vergadering op 14 augustus 1934.
De ontslagaanvraag als lid van de raad
Ingekomen is op de vergadering van 14 augustus een schrijven van
wethouder Keuning, waarbij hij, onder dankzegging aan de raad en zijn
voorzitter voor de goede samenwerking, ontslag neemt als lid van de raad.
Reacties op een aangekondigd vertrek zullen altijd vertekend zijn, maar in dit
geval vermelden de raadsnotulen naar het lijkt enige rake typeringen.
De reactie van de voorzitter: 'het kennisnemen van deze ontslagaanvraag
zal ongetwijfeld voor U allen zijn geweest als voor mij: een slag uit heldere
hemel. De redenen, welke Ds. Keuning er toe hebben geleid afstand te doen
van zijn raadszetel, zij moeten voor hem wel gewichtig geweest zijn, aan ons
past hierover geen kritiek en wij willen zijn besluit slechts eerbiedigen.
Op treffende wijze heeft hij de gemeente vertegenwoordigd bij de uitvaart
van wijlen burgemeester Romijn en voortreffelijk heeft hij daarop diens
opvolger geïnstalleerd. Daarna heeft hij steeds op een zeer verdienstelijke
wijze het wethouderschap waargenomen, vaak met voorbijzien van eigen
persoonlijke gevoelens, slechts met het ene doel voor ogen: het
gemeentebelang bovenal. Juist in deze buitengewone tijdsomstandigheden
vonden wij in den persoon van Ds. Keuning iemand, met ruime blik, die op
32