Met dat DKWtje ging ik ook nog een tijdlang elke week een keer de Noord in, met Jan de Lange, de varkenshandelaar. Hij had er vergunning voor. Op een keer toen we in Berkhout binnenreden stonden daar de Landwacht en wat Duitse soldaten. Het was 'stop' en 'aussteigen'. We moesten onze per soonsbewijzen laten zien. Laat ik het mijne nu niet bij me hebben... Ik droeg het altijd in een zakje in mijn hemd, omdat ik soms meermalen per dag van kleren verwisselde. Die ochtend was m'n jongste zoon, Dick, in bed met me komen stoeien. Toen moet ik dat persoonsbewijs zijn kwijt geraakt. We moesten allemaal in een rij staan en afwachten in de kou. Tenslotte allemaal naar het gemeentehuis. Toen we binnen waren werden de deuren hermetisch gesloten. Met 2 man tegelijk moesten'we bij een Duitse officier komen. Jan de Lange had zijn briefje bij zich dus dat zat goed. Ik deed mijn verhaal over m'n persoonsbewijs en warempel hij nam het aan. "Gaat U maar", zei hij. "Maar mijn auto, wat gaat daarmee gebeuren'" vroeg ik. Die moffen en Jan Hagel hadden, terwijl wij buiten in de kou stonden, mijn auto alvast maar volgestopt met allerlei spullen die ze bij de boeren uit huis hadden gesleept. "Wat gaat er met mijn auto gebeuren", vroeg ik die officier. "Tja, die bent U kwijt", zei hij. Toen heb ik mijn hand op zijn schouder gelegd en hem aangekeken: "Mijn vrachtauto hebben jullie gevorderd, mijn bussen ben ik kwijt geraakt, mijn bedrijf ligt plat, is het nu nog niet genoeg?" Hij was bepaald geen slechte kerel, want ik kreeg de auto weer mee. Alles werd uitgeladen en wij mochten er mee weg. Ik ben wel meteen gestopt met rijden. De rest van de oorlog hebben we in de werkplaats maar wat fietsbandjes gemaakt en kacheltjes van oude melkbussen." Wederopbouw "Na de oorlog heb ik bij Steemijer in Zaandam een vrachtauto gekocht. Aan brokken en stukken. Die hebben we rijdbaar gemaakt en opgebouwd, een veekap er op laten maken. Ik had nog een A-Ford vrachtwagentje, wat bij Jo van Twisk aan de Volgerweg ondergedoken had gezeten. Het DKWtje hadden we voor het laatst van de oorlog laten onderduiken bij Siem Visser in de boerderij aan de Krom. Dat was toen inundatiegebied. Daar stond 'ie veilig. En ik had nog een 9-persoons Renault die ik weggestopt had in de garage tegenover Rot, op 't Zuid. Die vrachtwagen die we nieuw opbouwden, hadden we ook nog ingericht voor personenvervoer. Met lange banken er in. We maakten er voetbalritjes mee, maar het was bij gebrek aan beter. Ik kocht in 1947 een oude bus, een Citroën, waar een heleboel aan viel op te knappen. Daarmee zijn we weer begonnen aan personenvervoer. Later een 2e bus erbij, die half gesloopt was, 152

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2005 | | pagina 36