kingssituatie in 1830 als volgt: 660 Schokkers, die 147 gezinnen vormden, in totaal 122 huizen. Op de Zuidert woonden 17 gezinnen (in 1846 nog maar 12 bewoonbare huizen!), op de Middelbuurt stonden 40 huizen voor 44 gezin nen en op Emmeloord woonden 86 gezinnen in 65 woningen. Er was sprake van een geïsoleerd levende groep, die op opvallend jonge leeftijd binnen de regio trouwde. Bij meer dan de helft van de huwelijken werd het eerste kind binnen acht maanden geboren. Per huwelijk werden er gemiddeld 4 kinderen geboren. De gemiddelde leeftijd van een Schokker was 29,1 jaar! Vaak kwamen financiële hulpplannen voor het armlastige Schokland ter sprake. Het bedrijven van de veeteelt ging zeer moeizaam en de inkomsten uit de visserij waren heel wisselend. Van 1821 tot 1852 kenden de Provinciale Staten van Overijssel jaarlijks een subsidie toe. Het Rijk nam deze onder- teuning in 1852 over, maar dat verhinderde niet dat de gemeente Schokland n 1856 'onvermogend' werd verklaard. Meer algemene aandacht voor de slechte omstandigheden kwam er na de stormrampen van 1824 en 1825, vaarbij weer veel land verloren ging en die ook mensenlevens kostten. Op ionderdag 3 februari 1825 kwam het water tot een stand van acht en een lalve voet en de volgende ochtend nog eens twee voet hoger waardoor het iele eiland blank kwam te staan. De zeedijk werd over een afstand van meer an twee kilometer vernield en grote delen van de paalwerken bij Emme- oord, Middelbuurt en Zuidert werden vernield. Meer dan 1800 palen werden aar de Overijsselse kust weggeslagen. Het bezoek van de 'Commissaris des Konings' in 1854 wekte misschien bij e bevolking de hoop dat er hulp op komst was maar het was in wezen een ispectie-visite die de onhoudbare situatie bevestigde. Het gevolg was dat de uizen van de Zuidert niet meer opgeknapt werden en de bevolking vandaar aar Ens en Emmeloord verhuisde. In 1857 deden voor het eerst de geruch- en de ronde dat er 'ontruimingsplannen' waren. Gesteund door pastoor erschouw, die uiterst ongerust was over de onhoudbare toestand op Schok- and, werd uiteindelijk het wetsontwerp ter ontruiming op 23 september 858 ingediend. De jaarlijkse overheidsbijdrage leverde volgens de minister van Binnenlandse Zaken geenerlei nut op en leidde er alleen toe dat een deel van de bevolking een kommervol leven bleef leiden. Bij minnelijke schikking moest het eiland ontruimd worden, waarbij de schadeloosstelling eenigszins ruim gesteld moest worden. De regering liet de percelen en woningen schat ten en was bereid 2lA maal de geschatte waarde te betalen met daarbij een bedrag van 100 gulden als tegemoetkoming in de verhuiskosten. In ruil daar voor stonden de eigenaars hun grond af aan het Rijk. Ze waren verplicht hun grond te verlaten, hun spullen af te breken en weg te voeren. Het duurde tot 1 maart 1859 voordat burgemeester Gillot publiekelijk 165

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2004 | | pagina 9