Paltrokmolen
De eerste Alkmaarse volmolen
(1595/97) wordt omschreven als
"soo in 't vierkant als achtkant".
Met andere woorden: in eerste
instantie redde men zich met de
bestaande typen.
Alleen bij de houtzaagmolens
zien we een ontwikkeling naar
een geheel nieuw molentype.
De tekening van de houtzaag
molen waarvoor Cornelis Cor-
nelisz. in 1593 zijn bekende
octrooi kreeg, laat een wipmo
len zien. Zijn eerste Alkmaarse
houtzaagmolen uit 1595 was al
een 'bovenkruier' die vermoe
delijk een zeskante vorm had
gekregen. Dit type kon toen
geen achtkant zijn vanwege de
ruimte die de houtslede met de boomstam of balk nodig had. Vandaar dat
omstreeks 1600 - naast de zeskante 'bovenkruier' - in de Zaanstreek eer
geheel nieuwe molensoort ontstond. Deze zogenoemde paltrokmolen is vier
kant zonder een driehoekig onderstel en met aan weerskanten een verbrede
open werkruimte. Hij is tevens een 'onderkruier': de molen staat op eer
gemetselde ringmuur, zodat hij in zijn geheel met behulp van een ijzerer
rolring naar de wind kan worden gedraaid.
Dat is wat vooral de archivalia ons voor de periode omstreeks 1600 heb
ben verteld. Verder in de tijd ging ons onderzoek niet. De molenliteratuur
vaak voorzien van vele afbeeldingen, had bij mij wel de sterke indruk achter
gelaten, dat de achtkante 'bovenkruiers' en de paltrokmolens in de zeven
tiende-eeuwse Zaanstreek net als nu de skyline bepaalden. De hoog opge
trokken stellingmolens moest je vooral binnen de steden zoeken: zij konden
vanwege hun hoogte over de bebouwing en begroeiing heen voldoende win
opvangen. En nu zag ik opeens op een schilderij geen 'Zaanse' molens staar
maar 'stedelijke', ronde stellingmolens, buiten de bebouwde kom van De
Rijp, in het vlakke en zachte veenland op het Zuideinde!
Tot zover de uitleg van mijn verbazing. Voor dit artikel heb ik nog snel
wat verder gekeken. Het resultaat wekt bij mij nog meer belangstelling en
vragen op. Vandaar de volgende notities en vragen.
Wat weten we zoal van de stenen stellingmolen?[3] Dit type is een
198
Museuflletin