streefde meer naar de directe verbetering van het lot van de arbeiders en
kreeg als benaming 'reformisme' (als ze uitging van de vakbeweging), of
'revisionisme' (als ze uitging van intellectuelen). Het revisionisme brak dus
met de leer van Marx en later Kautsky wat betreft de 'Verelendung'. In de
sociaal-economische theorie van het marxisme werd uitgegaan van de
'meerwaardetheorie': in het kapitalisme vormde de bourgeoisie de heersende
klasse en werd het industriële proletariaat uitgebuit, arbeid van de arbeider
was koopwaar geworden. De arbeider kreeg maar een deel van de eigenlijke
marktwaarde uitbetaald, de meerwaarde kwam ten goede aan de bourgeoi
sie. Die werd daardoor steeds rijker en het proletariaat verarmde en nam in
aantal toe. Deze 'Verelendung' zou uiteindelijk tot een enorme spanning lei
den, die zou resulteren in revolutionair geweld. Na een overgangsfase van 'de
dictatuur van het proletariaat' zou een harmonieuze samenleving, zonder
uitbuiting, ontstaan.8 Het beginselprogramma van de SDAP ging uit van de
lijn van Kautsky, maar in de praktijk volgde zij Bernstein.9 Dit gaf later aan
leiding tot vele conflicten met de marxistische intellectuelen.
Twee zetels haalde de SDAP in 1897 in de Tweede Kamer (Troelstra en
Van Kol). Vele intellectuelen en kunstenaars traden tot de partij toe, waaron
der Herman Gorter (1884-1927, zoon van een doopsgezind predikant en neef
van Franc van der Goes; rondde de studie klassieke talen af), Henriëtte
Roland Holst (1869-1952, dochter van een notaris) en Pieter Wiedijk.10 Gorter
en Roland Holst gingen samen met Van der Goes deel uitmaken van de
redactie van De Nieuwe Tijd, het in 1896 opgerichte theoretische maandblad
(los staand van de SDAP). Ook Pieter Wiedijk werd medewerker. 'In 1896 ben
ik Saks geworden', zo formuleerde Wiedijk het zelf. Saks, Gorter en Henriëtte
Roland Holst zijn het blad in de volle zes en twintig jaar van haar bestaan
trouw gebleven. In de eerste tijd schreven Van Kol, Troelstra, Schaper, Vliegen,
Henri Polak en Wibaut erin. Later, bij een meer uitgesproken linkse koers,
waren het vooral Sam de Wolff, Wijnkoop, Van Langeraad, Van Ravesteyn en
Pannekoek die het blad vulden.11 De Nieuwe Tijd kreeg later een revolutionair-
marxistische inslag en hield daarbij nauwlettend de door de SDAP gevolgde
ideologie in de gaten. Bij die bewaking speelde de sterrenkundige Anton
Pannekoek (1837-1960, een evenwichtige en analytisch ingestelde persoon
lijkheid) een belangrijke rol. Net als Wiedijk was hij meer theoreticus dan
organisator of propagandist. Pannekoek was zowel bevriend met de veel
impulsievere en soms instabiele Gorter als met H. Roland Holst. Het drietal
onderhield ook hartelijke betrekkingen met Kautsky. Gaandeweg vervreemdden
ze van Kautsky die veel meer dan zij hechtte aan het belang van een goede
organisatie.12
De Nieuwe Tijd groep (H. Roland Holst, Pannekoek, Gorter, Floor Wibaut,
180