Hoe zag Pieter Wiedijk het Schermereiland? weest. Sinds 1789 heeft hij in Westzaan gestaan, in de buurt van de touwsla- gerij in het Noordeind die door zijn huwelijk met Maartje Heinis in zijn bezit gekomen was en die hij sindsdien beheerde. Deze Willem Bruin werd als een soort stamvader voor de familie gezien: literair-theologische vermaardheid werd gecombineerd met de reputatie van het oude ambacht, de touwslagerij. De 'stamvader' Willem Bruin was een zoon van Jan Bruin en Neeltje Sas. Het is mogelijk dat het pseudoniem J. Saks van Pieter Wiedijk hier zijn oor sprong vindt: de voorletter van de vader en de achternaam (met de k toege voegd, die er misschien oorspronkelijk ook gestaan heeft) van de moeder van de befaamde stamvader. Fr. de Jong hierover: zo steekt in de combinatie van deze twee namen, wellicht speels en halfbewust, de uitdrukking van het wees zijn van Wiedijk en van zijn verbonden zijn met het voorgeslacht. Zij geven zijn eenzaamheid weer én zijn Noord-Hollanderschap. De 'stamvader' Willem Bruin had o.a. twee zonen: Pieter Bruin, die de touwslagerij erfde en die ook als 'Vermaner' in Noordeinde fungeerde en Jan Bruin die theologie studeerde. Ook Pieter Bruin had onder meer twee zonen: Louwris die de touwslagerij ging beheren en die de grootvader van 'onze' Pieter Wiedijk was en Willem die de theologiekant opging. Iedere keer gingen de Bruinen dus de richting van het beheer van de touwslagerij op, of die van de theologie. In 'Kritische Herinneringen' staat de reactie van Pieter Wiedijk op de eer- Te twee delen van Troelstra's 'Gedenkschriften', 'Wording' en 'Groei'. Troel tra krijgt er genadeloos vanlangs, waarbij Wiedijk de omstandigheden in riesland waar Domela Nieuwenhuis de ergste moeilijkheden voor politieke ropaganda al overwonnen had en waar een felle ekonomische crisis vele der deinere luyden had rijp gemaakt voor het socialisme vergelijkt met de jmstandigheden elders met zooal niet stroever menschen dan toch stugger erreinen. Wiedijk haalt een paar eigen herinneringen op die hij kenmerkend cht voor de situatie op het platteland en die de toegankelijkheid voor de ocialistische propaganda moeilijker maakten. Hij vindt het hiervoor niet no- iig naar het donkere Zuiden af te zakken. Want, zo schrijft Wiedijk, juist de er dagen - en dit moge gelden voor de gepaste aanleiding tot een kleine his torische beschouwing - is een oord dicht bij honk, onder de rook van de hoofdstad over de tong gegaan: in 't begin van de vorige Decembermaand (1928, D.M.) kon men in de bladen lezen, dat te Grootschermer de opvoering van 'Op Hoop van Zegen' verboden was. Dit wijst erop hoezeer de toestand ondertussen veranderd is, want een veertig jaar geleden was het juist een ken merk van dit dorp en zijn omstreken, evenmin aandacht te geven aan als te 173

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2004 | | pagina 17