van de Klaterbuurt met de vrachtauto voor en mochten we meerijden naar
Oosterbuurt.
Verdwenen is nu ook de winkel van de familie van Braam waar diverse
generaties vissers hun materiaal kochten. Ik mocht er graag in de bak met
haakjes, dobbertjes en ander klein spul snuffelen, kocht dan nog wat meters
nylon dat op een stukje karton gewikkeld werd en thuis zette ik dan zelf mijn
tuigjes in elkaar. Trouwens, mijn allereerste vishaken kocht ik niet, die zocht
ik bij visboer Jan Karregat uit Volendam in de afvalbak met afgesneden
palingkoppen. De z.g. lijnaal werd aan lange lijnen met kleine aasvisjes op
het IJsselmeer gevangen en als ze de haak diep geslikt hadden, werd de lijn
doorgesneden en bleef de haak binnen in de kop achter en die kon ik dan
weer gebruiken.
Later kocht ik vooral mijn hengelsportmateriaal bij Cees Bijvoet op de
Dijk 5 in Alkmaar want die had een veel uitgebreider en moderner assorti
ment hengelsportmateriaal dan van Braam waar ik alleen zo nu en dan nog
een paar laarzen kocht.
Veranderd is volgens mij ook de belangstelling voor de wedstrijden van de
baarscompetitie. Volgens enkele leden die ik zo nu en dan nog spreek, is het
vooral een groepje oudgedienden dat meedoet en van instroming van jeugd
is geen spraken. Jammer, want juist dat sociale gebeuren binnen een vereni
ging is belangrijk. Als een visclub bestaat bij de gratie van het uitgeven van
vergunningen, hebben ze eigenlijk niet echt bestaansrecht.
Vroeger had je enkel en alleen de baarswedstrijden en een paar wedstrij
den voor de jeugd. Nu zijn er ook snoekwedstrijden en witviswedstrijden
naast het baarsgebeuren. En ik heb me laten vertellen dat vooral dat die
snoekwedstrijden, waarbij ook het vangen van snoekbaars telt, zeer populair zijn.
Een grote verandering is ook de manier van voortbewegen in de polder.
Vroeger roeide je als visser in een licht bootje de hele polder door, tegen
woordig zie je zelfs de jeugd met een bootje met buitenboordmotor door de
poldersloten tuffen. Ik denk dat ik 7 was toen ik voor het eerst met een roei
bootje de Mieuwijd op ging. Dat bootje was van tuinder Piet Roemer en lag
naast de slagerij van mijn ome Herman Greuter. Ik heb dat bootje vaak, en
dan vooral in de weekenden, mogen gebruiken, als tegenprestatie gaf ik
Roemer dan een snoek voor de pan.
Zo had ik ook een afspraak met Evert de Karnemelkboer Beumer uit de
Lievelandsbuurt want die had op het Zuideinde, even voorbij het DREO veld
waar dat kleine eilandje lag een melkschuitje liggen. Als ik zorgde dat ik op
tijd terug was van het snoeken zodat hij of een van zijn zonen op tijd met dit
schuitje naar de koeien kon gaan, mocht ik het altijd gebruiken. Nee, nu hoef
je de bootjes niet meer zonder slot ergens in de polder te parkeren.
123