actief was, een goed beeld geven van het wel en wee van deze visclub in de
periode van 1930 tot 1970.
Als jochie tussen de oude rotten
Er is een vraag die me eigenlijk al mijn hele leven bezig houdt en waarop
ik het antwoord nog steeds niet weet: waarom ben ik gaan vissen? Mijn
vader viste vroeger niet, mijn opa's niet, van mijn 3 broers vist er niemand en
toch ben ik op mijn vierde jaar door dit visvirus besmet geraakt en het gaat
nooit meer weg. Van die eerste visjaren weet dat ik vooral in het slootje tus
sen Bik Bakker en lijnbaan De Poel van buurman Gerbrand Visser veel gevist
heb. Dat slootje op de grens van Graft en De Rijp bestaat niet meer en idem
dito voor het slootje aan de zuidkant van de Grafterbaan waarin we kikkers,
salamanders en ook stekelbaarsjes en andere visjes met een schepnetje vin
gen. Ook weet ik nog heel goed dat ik gezien heb dat er bij het droogpompen
van de bouwput voor de nieuwe Tilbrug, einde 40er jaren meen ik, heel veel
grote vissen in de bagger overbleven en er met schepnetten uitgehaald wer
den.
Misschien was ik door die grote snoeken en karpers wel erg geïmponeerd
Maar goed, hoe het ook gekomen is, vissen was voor mij mijn lust en mijn
leven en al heel snel verdiende ik met het vangen van aasvisjes voor de echte
snoekvissers extra zakcenten. Vaste klanten waren Jan"Beel" Timmer, Woutei
Brandhof, Piet Oudejans de bakker, Jaap Plukker en als ze moeilijk te vanger
waren en ik had er genoeg, leverde ik ze ook aan Hoedje, Correman Alles er
Eddy Vilten. Het mooiste vond ik dan als ik met deze oudgedienden mee
mocht snoeken in de polder, hopende op een mooie aanbeet die met de kree
"Hobbel" werd aangekondigd. Die spanning van die dobber die onder getrok
ken is door de snoek die het visje tussen zijn kaken heeft, was zowat nog
mooier als het aanslaan, drillen en op de kant halen van de snoek die des
tijds zonder uitzondering voor de pan bestemd was.
Naast het vangen van de aasvisjes in de herfst, was ik voor een aanta
oudere leden van de visclub ook de vaste leverancier van wormen voor dt
destijds goed bezochte baarswedstrijden in de zomermaanden. We hebber
het nu over de visclub, maar in een van de oude ledenlijsten lezen de mee
officiële naam "Visch Colege de Hengelaar". Rondom Amsterdam waren de
meeste visclubs z.g. "baarscolleges". Ook bij De Hengelaar was het wedstrijd
vissen op baars de meest belangrijke clubactiviteit en bij deze visserij was d>
worm het verplichte aas.
Omdat ik een goede neus voor het vinden van wormen had, zocht ik op
zaterdagmiddag een emmer vol wormen eerst op de diverse vuilnisbelten, bij
de Meelzak en het Oudelandsdijkje voorbij het gemaal en later bij de ABC
112