De verstoorde verstandhouding tussen Protestantenbonders, Doopsgezinden, Remonstrantse Broederschap en de firma Van Vulpen in het begin van de jaren vijftig De N.P.B. afdeling Utrecht is niet alleen zeer gebeten op de kerkenraad van de Doopsgezinde Gemeente De Rijp, maar ook op de firma Van Vulpen. De relatie tussen de Protestantenbond afdeling Utrecht en de Remonstrantse Broederschap is niet optimaal. Iedereen is eigenlijk boos op de doopsgezinde gemeente in De Rijp. En dat alles vanwege het Strumphlerorgel, maar geluk kig wordt alles weer bijgelegd. Een aantal citaten die blijk geven van de verziekte verhoudingen in het begin van de jaren vijftig: Het bestuur van de afdeling Utrecht van de Remonstrantse Broederschap zegt in een samenvatting van de gang van zaken: 'we moeten er dus van uitgaan dat de Rijp goed koopmansgebruik heeft geschonden...' De N.P.B. vindt dat 'in ieder geval overduidelijk komt vast te staan dat het gedrag van 'de Rijp' beneden elk peil is. Vermoedelijk geldt dat ook voor de gebr. Van Vulpen, maar dat kunnen we (nog) niet bewijzen'. In een brief van de afdeling Utrecht van de N.P.B. aan de gebr. Van Vulpen (9 januari 1953) staat: 'nadat wij U aan de hand van de gewisselde stukken de onbevoegdheid van de Heren uit De Rijp om te handelen zoals zij gehandeld hebben, hadden aangetoond, hebben wij begrijpend, dat de naam van Uw bedrijf hier te zeerste in het spel is, U in overweging gegeven: De Algemene Doopsgezinde Sociëteit Amsterdam spreekt over 'een broedertwist' tussen De Rijp en de N.P.B. afdeling Utrecht. Blijkens een brief van de Algemeene Doopsgezinde Sociëteit Amsterdam is het ook tussen de N.P.B. afdeling Utrecht en de kerkenraad van de Utrechtse Remonstrantse Broederschap een verbroederend gesprek nodig. Dit gesprek vond in mei 1954 plaats: 'men heeft elkaar aan het einde van dit onderhoud de hand geschud en elkaar verzekerd, dat er geen rancune zou overblijven tussen Remonstranten en Protestantenbonders te Utrecht over deze aangelegenheid' Voor de N.P.B. afdeling Utrecht vergoedt het geld veel, voor hen eindigt de affaire op 22 juli 1954 op een bevredigende manier, getuige hun brief van 22 Juli 1954 gericht aan de kerkenraad van de doopsgezinde gemeente van De Rijp: 'in dank ontvingen wij het door U toegezegde bedrag, waarmede de on- derwerpelijke procedure (de orgelprocedure) tot het verleden behoort. Wij hebben onze raadsman verzocht in overleg met de Uwe alle nodige maatrege len te nemen, die tot royering van deze zaak kunnen leiden. Het verheugt ons 163

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2003 | | pagina 15