Normen en waarden in het 18e eeuwse Graft
T erslag van de lezing van Prof. Dr. G. Schutte, gehouden in de Noordeinder
v Vermaning op woensdag 12 februari en georganiseerd door de OHV Graft-
De Rijp.
De titel was: Normen en waarden in het 18e eeuwse Graft en De Rijp; hoe
tolerant was de dorpsgemeenschap in die tijd
Centrale vraag
Voor een, met 65 belangstellenden, goed gevulde Vermaning begon de
heer Schutte met de probleemstelling: is het huidige probleem van tolerantie/
intolerantie nieuw? Zijn antwoord is nee. Het speelde in de 18e eeuw ook!
Om na te gaan hoe het met de tolerantie toen gesteld was, moet nagegaan
worden wat de waarden en de daarbij behorende normen in die tijd waren en
welke groeperingen een rol speelden.
Groeperingen die van belang waren bij de tolerantie-problematiek
Allereerst de aanhangers van de publieke (gereformeerde) kerk, de enig
toegestane kerk, de doopsgezinden en de rooms-katholieken. In Graft ging
het om respectievelijk 66, 15 en 15% van de bevolking. In de tweede plaats
ging het om de tolerantie tussen de 'haves en de not-haves'.
Om wat voor waarden en normen ging het?
Duidelijk is dat de waarden en normen voortkwamen uit de
(gereformeerde) kerk. Waarden en normen waren typisch calvinistisch. De
overheid, de elite, stelde ook normen, onder andere in de vorm van keuren.
Er bestond in de 18e eeuw een duidelijk hiërarchische manier van denken.
Een vergelijking tussen toen en nu makend stelde de heer Schutte dat de
afstand tussen de religies vroeger groter was dan nu. Dit betekent echter niet
dat er vroeger grote verschillen in waarden en normen tussen de religieuze
groeperingen bestonden. Alle kerken hadden dezelfde tien geboden.
Ook tussen de elite en de 'gewone man' bestond een grote mate van over
eenstemming over waarden en normen. 'Je mag niet schelden, dronkenschap
is niet toegestaan, je mag niet stelen' gold algemeen. Uit de archieven blijkt
niet dat er in de dorpsgemeenschap sprake was van een verschil in waarden
en normen tussen de verschillende lagen van de bevolking. Met andere
woorden dat er geen sprake was van een elitecultuur en een volkscultuur.
Alle dorpelingen leefden binnen, de als vanzelfsprekend aanvaarde, christelij
ke traditie, in de gereformeerde, doopsgezinde dan wel rooms-katholieke va
riant en binnen het daarbij behorende normen- en waardenstelsel.
84