was een reeële kans dat je als verzetsman bij het gebruikelijke martelen zou
doorslaan. Daarom werden de wapens uit de Beemster weggehaald en naar
de Dillenburg gebracht. Daar werden ze opgeslagen; vandaar uit werden ze
ook door Noord-Holland verspreid. Bij het vervoer van wapens naar Amster
dam speelde een beurtschip van schipper Visser uit De Rijp enkele keren een
belangrijke rol. Verstopt tussen de aardappelen en groenten werden ze door
schipper Jaap Mulder met de Koophandel 5 naar de stad gevaren.
Mevr. G. Stoop-Woestenburg vertelde mij dat zij in de oorlog voor haar
zwager Nico Stoop de Engelse radio af moest luisteren naar berichten
over in de omgeving af te werpen wapens. Nico Stoop, geen lid van KP
De Rijp maar wel actief betrokken bij het ophalen van gedropt materiaal,
hoorde blijkbaar bij een andere kring van in het verzet actieve mensen.
Bij de huldiging van het verzet op 15 mei 1945 stond hij op de trappen
van het raadhuis van De Rijp.
De Dillenburg
C. Groot Czn, de vader van mevr. Koosje Huijsman-Groot, had een boer
derij in de Schermer, niet ver van Schermerhorn. Behalve landbouwer is Kees
Groot ook wethouder van Schermerhorn geweest. Omdat hij het met het
boerenbedrijf wat rustiger aan wilde doen verhuisde hij -op 1 mei 1940- naar
De Rijp waar hij woonhuis, erf en schuren van de Dillenburg en wat land had
gekocht. Dochter Koosje was toen zestien, ging eens te dansen in de Zaan
streek en ontmoette daar haar toekomstige echtgenoot, Kees Huijsman. Die
was toen volontair bij Dekker's Houthandel in Zaandam en voorbestemd voor
een carrière in de houthandel. Pas na de oorlog, in 1947, zouden ze trouwen.
De Dillenburg, beschreven door Jan Deckwitz: 'Kees Groot woonde daar,
samen met zijn zoon Willem en zijn huishoudster Tante Aal. Op het grote
erf stond een afgeknotte stolpboerderij van geteerd hout. Daarin had
Groot zijn koeien en zijn hooi. Verder was er een bakstenen schuur voor
de schapen. Grote stukken van het terrein waren bedekt met beton, in de
scheuren waarvan paars bloeiende speerdistels groeiden. Op deze plaats
had Dillenburg gestaan, de kalkbranderij.'
De Dillenburg bestond in 1940 uit een geïsoleerd gelegen erf met een
woonhuis en enkele schuren. Op de kort daarvoor gemaakte topografische
kaart is dat goed te zien {Afb. 3). Toen in 1944 het gebied op last van de be
zetter onder water werd gezet, werd dat isolement nog versterkt. Het gezin