Winterlezing
Kerstprent 2002
De winterlezing vindt plaats op woensdag 12 februari 2003 om 20.00 uur
in de Noordeinder Vermaning.
De lezing wordt gehouden door Prof.Dr. G.J. Schutte, hoogleraar geschiedenis
aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en heeft als titel:
'Normen en waarden in het 18® eeuwse Graft en De Rijp.
Hoe tolerant was de dorpsgemeenschap in die tijd?'
De heer Schutte is onder meer de auteur van 'Een Hollandse dorps
samenleving in de late achttiende eeuw; De banne Graft, 1770-1810'.
Noteert u de datum alvast.
De kerstprent van dit jaar is een reproduktie van één van Arie Spaarman's
aquarellen: de noordelijke muur met steunberen van de grote kerk van
De Rijp.
Er zijn hoogstwaarschijnlijk geen Rijpers (of Grafters) meer die zich de
situatie herinneren zoals Spaarman die in waterverf vastlegde. Een situatie
die in de tegenwoordige tijd trouwens ook niet meer denkbaar is, gelet op de
status van de kerk als rijksmonument. Dat men er voorheen anders over
heeft gedacht, zal zijn praktische kanten hebben gehad. Het kostte niet veel,
deze wijze van (aan)bouwen in een tijd dat het dorp tot pauperdom was ver
vallen. Andere bijkomstigheid: waar een bouwsel tussen de steunberen werd
ingeklemd, konden die kanten van de steunberen niet meer als "pishoeken"
worden "benut" (er bleven er evengoed nog een paar over...)
Intussen blijkt uit de Spaarmanprent dat het huidige sluiswachterhuisje
hoewel niet meer als zodanig in gebruik - niet zo oud is als de kerk zelf. Het
is blijkbaar gebouwd nadat de houten bouwsels en hun pannendaken waren
gesloopt. Het is immers op de plaats gekomen die voordien werd benut als
bergruimte voor de brandladders, zoals Spaarman op zijn prent heeft aan
gegeven.
Volgens ons oudste lid van verdienste, Jan Oldenburg, bevond zich aan de
andere kant van de noordelijke traverse (de uitbouw die de kruisvorm van de
kerk bepaalt), de oostzijde dus, ook zo'n hoog houten bouwsel. Daarin
werden de brandslangen opgehangen. Dat waren leren slangen met een
overlangse naad. Die moesten, vanwege hun kwetsbaarheid, in hun volle
lengte worden opgehangen.
Oldenburg heeft zelf die aanbouwsels niet aanschouwd. Het is hem uit
115