De bemanning
te regelen, mar Jan Mataris gaat niet mee. Hij gaat bij voorbaat akkoord met
wat er wordt beslist.
De Rebecca kost 770 gulden, en dat vindt Mataris bij nader inzien wel wat
veel. Herhaaldelijk maant men Mataris om met zijn geld over de brug te ko
men, maar hij weigert. Besloten wordt over te gaan op bodemerij, tegen 10
procent.
Bodemerij is een manier om het risico van verlies van schip of lading af te
kopen, en houdt in dat de reders (of de schipper uit naam van de reders) een
lening aangaan, die alleen in geval van behouden aankomst terugbetaald
hoeft te worden. Het schip fungeerde in zo'n geval als onderpand. Als de reis
goed was verlopen, betaalden de reders de geleende som met rente terug.
Grote aantallen De scheepvaart in de Republiek had veel zeelieden nodig.
Onderstaand enkele schattingen van personen die op koopvaardijschepen
voeren (dus NIET bij de marine, de VOC, de walvisvaart en de visserij).
jaar koopvaardij
1610 21.500
1630-1640 25.500
1680 22.500
1725 22.000
1770 21.000
1825 17.000
Een oostzeeschip had geen grote bemanning nodig, maar omdat er zo
veel vaarbewegingen waren, ging het toch om grote aantallen.
Rond 1500 passeerden jaarlijks 400 schepen de Sont van west naar oost,
waarvan 300 uit de Nederlanden en daarvan weer 200 uit Holland waarvan
170 uit Noord-Holland ten noorden van het IJ. Landbouw was in dit deel van
het land beperkt mogelijk, waardoor veel bewoners de kost gingen verdienen
op zee.
Rond 1600 waren de aantallen 2800 schepen door de Sont, waarvan 1600
uit de Republiek en 1000 van benoorden het IJ. In 1800 was de situatie ge
heel veranderd: er waren vrijwel geen schepen meer uit Noord-Holland, hun
positie was overgenomen door Groningen, Friesland en de waddeneilanden.
Reputatie Uit diverse verwijzingen blijkt dat zeelui een slechte naam had
den. Het zou ruw en grof volk zijn geweest. De vraag is of dit terecht is. Het
was in ieder geval bepaald geen ongeletterd volk, want velen konden in ieder
geval hun naam schrijven. De meeste schippers genoten in hun woonplaats
99