In de loop van de achttiende eeuw werden meer verschillende goederen naar de Oostzee gebracht: tabak, aluin, kaas, vis, was, katoen, tabak, koffie bonen en suiker. Ballast Op de heenweg waren de schepen meestal half beladen. Dat bete kende dat ze ballast mee moesten nemen om de vaareigenschappen te verbe teren. Zout was fungeerde als ballast en het was nog verkoopbaar ook; het zelfde geldt voor bouwmaterialen zoals bakstenen, dakpannen en plavuizen. Van oost naar west Graan was een belangrijk product dat van de landen rond de Oostzee naar de Republiek werd vervoerd. Rond de topjaren 1645 en 1685 werd jaarlijks 70.000 last vervoerd; dit is voldoende graan om circa 650.000 mensen te voe den. In andere jaren schommelde de hoeveelheid gemiddeld rond 45.000 last, grotendeels rogge, maar ook tarwe en andere broodgranen. De belang rijkste graanhaven was Dantzig. In juni 1654 arriveerde het schip 'De Zwaan' halfvol met onder andere suiker en brandewijn deze stad, die het enkele da gen later weer verliet met 162 last rogge. Hout kwam vooral uit het Russische achterland, met als belangrijkste uit- voerhaven Narva in Estland. Het hoogtepunt van de houthandel lag rond 1750. De schepen De handel op de Oostzee vond voornamelijk plaats met fluitschepen, gal joten, katschepen en smakken. Deze schepen zagen er plomp uit en hadden vrij slechte vaareigenschappen. Ze waren een duidelijk compromis tussen maximaal laadvermogen, geringe diepgang en redelijke snelheid. Ondanks al hun gebreken moeten ze toch als een succes worden beschouwd, want als type gingen ze eeuwen mee en werden ze verkocht aan het buitenland. Het van oorsprong Nederlandse fluitschip was een van de talrijkste koop vaardijschepen. Het tuigage was eenvoudig en er was maar een kleine be manning voor nodig. Kenmerkend zijn het ronde achterschip, de brede romp en het smalle dek. Het laatste was voordelig, aangezien de tol in de Sont werd berekend op basis van de dekbreedte. Al in 1669 werd een andere meet methode ingevoerd en toen werden de dekken breder. Fluitschepen maakten ook wel lange reizen naar de Oost. Een goed gebouwd en onderhouden fluit schip ging zo'n 15 jaar mee, daarna werden soms nog korte reizen mee ge maakt. In 1670 hadden fluiten een laadvermogen tussen 200 en 400 ton; in 1700 lag dit tussen 270 en 450 ton; de lengte was zo'n 30 tot 35 meter. Ter verge lijking: het kleinste binnenschip van nu, de spits, is bijna 40 meter lang heeft 94

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2002 | | pagina 15