In een strak door de heer Menkveld geregisseerde discussie komt duide
lijk de onmacht van de boeren naar voren: de situatie wordt voor hen, door
omstandigheden, waar ze geen invloed op kunnen uitoefenen, steeds moei
lijker. Door de maaivelddaling en de steeds intensievere regenval wordt het
natter. De peilmaatregelen zijn in hun ogen onvoldoende en de subsidiere
geling is onder Programma Beheer bepaald niet verbeterd.
Standpunt van het bestuur
Het bestuur van de OHV is van mening dat de Eilandspolder uit cultuur
historisch oogpunt van onschatbare waarde is. Zij vindt dat het huidige cul
tuurlandschap gehandhaafd moet blijven. Het open landschap, dat een
goed oord voor de weidevogels garandeert, kan alleen door de boeren in
stand gehouden worden. Een beheer dat niet door de boeren gedaan wordt
zal veel kostbaarder zijn en het einde betekenen van de beweiding en be-
maaiing, waardoor het huidige cultuurlandschap verloren gaat en het para
dijs voor de vogels verdwijnt.
De onmisbaarheid van de boeren betekent dat er geen sprake kan zijn
van vernatting. Zowel actieve als passieve vernatting zal betekenen dat de
positie van de boeren volstrekt onhoudbaar wordt. Ook bij de optie
'langzaam meegaan', die de voorkeur van het bestuur heeft, zullen alle par
tijen ervan overtuigd moeten zijn dat men op elkaar aangewezen is en dat
er zal moeten worden samengewerkt. Aan de tegenstrijdigheid in het sys
teem voor beheersvergoedingen, zoals die tot uiting komt bij het 'probleem
van de tweede handtekening' zal een einde moeten komen. De mogelijkhe
den voor een 'verbrede landbouw' (een manier van landbouw waarbij de
doelstelling verbreed is, niet louter maximale agrarische productie, maar
een combinatie met andere gebruiksmogelijkheden) zullen verder uitge
werkt moeten worden. Uiteraard mag de keuze voor 'langzaam meegaan'
niet betekenen dat er onzorgvuldig met het veen wordt omgesprongen.
Maar een verlies van 3 mm per jaar door inklinking en oxydatie zal voor lief
genomen moeten worden. Kiezen voor de optie 'langzaam meegaan' bete
kent dat er heel nauwkeurig naar de gevolgen voor de funderingen van ge
bouwen gekeken moet worden en dat er eventueel voorzieningen moeten
worden getroffen. Wij gaan ervan uit dat dit technisch realiseerbaar is.
De provincie is zich aan het beraden over de te kiezen strategie. Als de
eerste optie van de provincie 'het behoud van het veen' wordt, zal dit ver
natting, het vertrek van de boeren en het einde van het cultuurlandschap
betekenen. Wij pleiten ervoor dat de provincie, voordat ze eventueel dit be
sluit neemt, nagaat of er voor zo'n beslissing een maatschappelijk draag
vlak is. Duidelijk zal dan gemaakt moeten worden dat er bij vernatting een
46