dan met geel geworden katoenen lakens voor de ramen en een winkelinte rieur dat op zich toen al museaal te noemen was. Het is ook als zodanig uit het pand gesloopt en afgevoerd. De figuur Joh. Geerke ken ik van dat hij in de deur stond. Wanneer hij liep of wat gedaan had, dan liep of stond hij al tijd te blazen, vandaar dat hij de bijnaam "kokende snert" verwierf. Er kwam bijna niemand bij hem binnen en voor kinderen was het een bijzondere man. Tegenover Joh. Geerke hadden we nog een Rijper nering, en wel het bloemen en plantenwinkel(tje) van Klaassie Tuin. Deze ondernemer had zijn postuur niet mee, want hij kon zijn kleding waarschijnlijk altijd vinden in het rek van de kindermaten. Door zijn "grootte" was het zo dat bij som mige panden in De Rijp, waar de raamkozijnen op een zekere hoogte zaten, Klaassie Tuin niet eens boven de onderdorpel van het raam uitstak (o.a. zo als bij het huis met de Arend). Zo verkreeg hij de bijnaam "de vliegende pet" omdat zijn pet slechts zichtbaar was en voorbij schoof. Nadat Klaassie Tuin zijn winkelnering had beëindigd en was overleden werd er een nieuwe onderneming gestart n.1. bloemenhuis De Vries. Deze winkel breidde zich aanvankelijk uit, via het eerder genoemde pakhuisje naast de fam. Oussoren tot het verplaatst werd naar de Grote Dam in het winkeltje van Opoe Schouten, thans Seasons. Naast Klaassie Tuin woonde de fam. Joh. Roele, de ouders van Janus de schilder. Tegenover Joh. Roele en naast Joh. Geerke is nu nog steeds de klompenwin kel van Van Braam, maar in een heel andere gedaante dan toen ik daar mijn klompen mocht gaan kopen, maar het bestaat nog. Samen met Bruntink de laatste der Mohikanen op het Oosteinde, mogen we wel zeggen. Zij die zich de oude winkel van Van Braam nog herinneren, zullen zich vast herinneren hoe de dubbele winkeldeur klemde op de hol uitgesleten hardstenen deurdorpel. En hoe scheef lag de vloer niet voor de toonbank? Mevrouw Van Braam die je hielp bij het passen van de klompen, kortom vervlogen tijden. Het pakhuis er tegenover, waar Lars Ent woont, is naar mijn weten nooit anders gebruikt dan als pakhuis. Voor zover bij mij bekend waren het onder anderen de gebroeders Siekman die er stro hadden opgeslagen en soms ook wel aardappelen. Achter dit pakhuisje lag de roeisloep van de familie Roele (de ouders van Janus en Arie Roele) Deze sloep mocht je als kind, wanneer je er geen gek- kigheid mee uithaalde, wel gebruiken om mee te spelen. De enige eis/wens die werd geuit was dat je het hout dat in de Beemsterringvaart dreef er uit haalde en mee naar huis nam. Dit werd dan te drogen gezet tegen de ach terkant van het pakhuis om vervolgens te worden kleingemaakt voor de ka chel. De sloep was voorzien van een mastje waaraan een zeil kon worden 127

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2001 | | pagina 19