Dirck Dircksz.Wilre werd in 1636 in Graft geboren. Van deze belangrijke
Grafter familie bekleedden drie leden het ambt van schout. Op de zerkenvloer
ligt nog een zeer fraaie dubbele steen met het familiewapen van Wilre.
Onze Dirck was de jongste van de vijf kinderen van kapitein Dirck Dircksz.
Wilre en Trijntjen Hendricks; Gerrit, geboren 1624, Hendrick in 1628, Magda-
leentje in 1630, Jacob in 1633 en Dirck tenslotte in 1636. Na de dood van
Trijntjen Hendricks in 1659 huwde de vader Dirck Dircksz. met Anna Jans.dr.
Haar zoon uit een vroeger huwelijk, Cornelis Jansz. Danser zou in 1652 trou
wen met Magdaleentje. Danser voer ook op zee en stond waarschijnlijk in
dienst van de West-Indische Compagnie. De naam Danser komen we ook op
enkele andere grafzerken tegen, (zie Belonje nr.45)
Broer Jacob bemoeide zich, evenals anderen uit Graft, na de eerste Engelse
zeeoorlog (1652-1654) met smokkelhandel en hij was ook mede-eigenaar van
een plantage met negerslaven. Het is mogelijk dat Dirck is begonnen op een
lorrendraaier, een smokkelaarsschip, zoals die hebben gevaren tussen Hol
land, de kust van Guinea (de westkant van Afrika) en de West voor de handel
in goud, ivoor en slaven. De kust van Guinea behoorde sinds 1621 tot het
monopoliegebied van de West Indische Compagnie (W.I.C.). In 1658 bereikte
Dirck Dircksz.Wilre Elmina na een avontuurlijke tocht van bijna een jaar, waar
hij in dienst trad van de West Indische Compagnie. In 1659 deed hij dienst op
verschillende logies van de W.I.C op de goudkust. Eerst als assistent, dan als
commies en in 1660 al als oppercommies op het kasteel van Mouree dat voor
de goudhandel van groot belang was. Hij maakte dus snel carrière.
Dat had hij te danken aan zijn kennis van de handel, zijn ervaringen met
het koopmanschap als smokkelaar en hij kende de gewoonten en de taal. Ook
speelde een rol de grote sterfte onder het personeel op de kust waardoor tel
kens bekwame commiezen wegvielen. Toen in 1662 de directeur-generaal Van
Heussen stierf tengevolge van de epidemieën die steeds weerkeerden tijdens
de regenmaanden van april tot juli, trad Wilre op als tijdelijk directeur-
generaal. Wilre kreeg in deze nieuwe functie te Elmina het bevel over ongeveer
250 man soldaten en bootsvolk, 40 man handelspersoneel, een groep
ambachtslieden en bedienden en ongeveer 250 slaven. In 1663 nam een nieuw
benoemde directeur-generaal het gezag over en Wilre bleef op Elmina als
oppercommies om bij zijn inheemse vriendin Helena Correa te blijven bij wie
hij drie kinderen kreeg.
In 1665 keerde Wilre naar huis terug, vooral om er een "fatsoenlijk" huwe
lijk te sluiten met een blanke vrouw. Hij trouwde met Maria de Perel uit Ant
werpen en zij vestigden zich op de Brouwersgracht in Amsterdam. Na de twee
de Engelse zeeoorlog 1665-1667 voer Wilre met vijf schepen waarbij drie sla
venschepen weer naar Afrika waar hij in 1668 zijn ambt als directeur-generaal
84