Hoe werd lood bruikbaar voor de bouw? De loodtoepassing in de bouw betreft vooral het plet- of bladlood dat werd gegoten of gewalst. De naam loodgieter zegt al genoeg. Hij goot vloei baar lood in een soort brede koperen trechter en trok deze langzaam over een met koper beklede schuine tafel. De regelmatige beweging moest zoda nig zijn dat een gestolde laag lood van gelijke dikte op de tafel achterbleef. Hoe schuiner de tafel, hoe sneller het lood vloeide, hoe dunner de platen werden. Het walsen van lood kwam overwaaien uit Engeland waar men loodplaten goot van 18 'lignes' 36mm) dik. Wanneer de platen zodanig waren afgekoeld dat een papiertje erbij wel schroeide doch niet brandde, dan werd de plak om een houten rol gewikkeld en naar de wals gebracht. Om de dikke plakken naar één ligne te verdunnen waren zes mannen en zes paarden tien uur in touw en was men 200 keer in verschillende richtin gen over de plaat gerold. Gegoten of gestreken lood was door zijn fabricage proces aanmerkelijk goedkoper maar men gaf allengs toch de voorkeur aan het duurdere maar van gelijke dikte zijnde pletlood. Gegoten lood was on gelijk van dikte en door het gietproces was het bovenoppervlak vol met open poriën. Ook zaten er kleine en grote luchtbolletjes (gallen) in opgeslo ten die juist bij het walsen werden gesloten. Het aantrekkelijke van lood Gegoten lood is eeuwenlang als buitenbekleding toegepast en is kristal lijn. In de poriën tussen de kristallen blijft wat water hangen; na verdam ping blijft loodwit achter dat niet wordt weggespoeld. Van hieruit groeit ge leidelijk (een tiental jaren) de witte loodwitfilm die diverse loodtoepassin- gen op monumenten nog steeds sieren. Bij bladlood vormt zich in het begin van het oxidatieproces eerst een onstabiele laag die gemakkelijk uitspoelt en witte strepen op daken e.d. achterlaat. Maar na geruime tijd wordt het witte laagje een sterk hechtende en vrijwel onoplosbare oxidelaag met een zilvergrijze kleur, het zogenaamde loodpatina. In Frankrijk schijnt men in de 18e eeuw loden ornamenten te hebben vertind om daarmee een snelle witkleuring te bereiken. Men gebruikte ook vaak bier om het lood sneller te laten patineren. Dit beschermende laagje zorgt ervoor dat lood, hoewel het een onedel metaal is, toch vaak niet verder wordt aangetast. Door de kris tallijnen structuur van gietlood werkt het nauwelijks en heeft een uitzet- tingscoëfficient van 0,00003. Aan oude gebouwen vindt men loden goten van tientallen meters lengten die een zeer lange levensduur bereiken (een eeuw en meer). In gewalst lood uitgevoerd zouden deze goten spoedig scheuren omdat dit lood een sterkere krimp en uitzetting vertoont doordat het in twee richtingen geforceerd is uitgewalst. Bladlood wordt derhalve 53

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2001 | | pagina 21