Drie inlaatgebieden, waarvan de maatschappelijke meerwaarde en/of de realisatiekans hoog geschat wordt, worden in de studie uitgewerkt. Dit zijn: de Groetpolder, Beetskoog/Westerkoog/Etersheimerbraak/ Kleiput en de Berkmeerpolder. Verder wordt de Langereis als mogelijk uit breidingsgebied van de boezem uitgewerkt. Hoe is de huidige situatie ontstaan? (samenvatting van het overzicht van Pieter Groot Pzn) De Schermerboezem loost op de Waddenzee/Noordzee, op het Noord zeekanaal en op het Markermeer/IJsselmeer. De Schermerboezem is ver bonden met de VRNK-boezem en met de Amstelmeer-boezem (bij Wierin- gen). Oorspronkelijk kon de lozing van de Schermerboezem op het buiten water op natuurlijke manier plaats vinden, dus door uitwateringssluizen. Door het droogmaken van de grote meren werd de Schermerboezem aan zienlijk verkleind. Het oppervlak van de meren werd alleen gecompenseerd door dat van de ringvaarten en de uitwateringen, zoals de Beemster- uitwatering bij de droogmaking van de Beemster en de Nauernasevaart bij die van de Schermer. Daarentegen werd uiteraard de totale oppervlakte van de polders (en droogmakerijen) die op de boezem uitmaalden sterk ver groot. Er ontstond het probleem van de kleinere boezem tegenover een groter afwateringsgebied. Dit probleem gold vooral voor de oude polders. Grote onenigheid ontstond tussen de vertegenwoordigers van de droogma kerijen (het nieuwe land) en die van het oude land. De droogmakerijen wer den gefinancierd door kapitaalkrachtigen, die de dijken van hun droogma kerijen voldoende hoog en sterk konden maken. De dijkjes van de oude polders waren van mindere kwaliteit en werden slecht onderhouden. Oor spronkelijk grensden deze dijkjes niet direct aan het water van de meren, er was sprake van een 'voorland'. In dit voorland werden de ringvaarten van de droogmakerijen gegraven en op het voorland werden ook de dijken van de droogmakerijen gelegd. De ringvaarten kwamen dus direct tegen de dijkjes van de oude polders, de bescherming van de oude polders door het voor land verdween. De problemen werden nog groter omdat ingepolderd land 'inklinkt' (zakt) en de polderdijken mee zakken. De tegenstelling oude/ nieuwe polders werd nog groter omdat de droogmakerijen door middel van wind-watermolens van een krachtige bemaling werden voorzien. Bovendien kregen de bedijkers van de Beemster aanvankelijk volgens hun octrooi het recht van 'vrije uitmaling'. Er mocht dus doorgemalen worden ook als van uit de boezem geen lozing meer mogelijk was door hoog buitenwater. 43

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2001 | | pagina 11