f
7
J
Oud Hollandse dakpannen
rechtsdekkend
linksdekkend
Aanvankelijk werden de pan
nen, net als riet, gelegd op latten
welke rechtstreeks op een spo-
renkap waren gespijkerd. Een
sporenkap bestond uit dunne
sparren welke schuin tegen el
kaar werden geplaatst, als een
omgekeerde V en zodanig met el
kaar verbonden dat deze een ste
vig verband vormde. Deze manier
had tot gevolg dat het dak welis
waar waterdicht was maar be
paald niet winddicht. Voor schu
ren en veestallingen was dat niet zo'n bezwaar omdat een optimale venti
latie werd bereikt. Maar om onder deze daken te wonen was bepaald onple
zierig en bood weinig beschutting tegen de elementen. De wind had vrij
spel en daarmee ook sneeuw en vuiligheid die naar binnen woei. In veel ge
vallen werden met wol, haar van koeien en varkens of stro (strowissen), ge
mengd met kalk of klei dan alle naden tussen de dakpannen dicht gemaakt.
Een andere manier was dat ook latten aan de onderzijde van de sporen
werden getimmerd en de ruimte tussen deze latten en de panlatten werd
opgevuld met riet. De dakpannen konden worden toegepast op dakhellin
gen van 25 tot 75° en zelfs tot verticaal indien ze mechanisch werden be
vestigd. Voor dit doel werden gaatjes in de pannen gemaakt, vlak onder de
nok, waarmee de dakpannen met behulp van een spijker op de panlat werd
vastgemaakt. Van dit laatste zijn er in onze buurt nog enkele voorbeelden
van hooibergingen waarvan de buitenwanden zijn bekleed met dakpannen.
De dakpannen werden gemaakt uit rivierklei met een hoog gehalte aan
ijzeroxide (roodbakkend) en moesten dus voor ons gebied van elders wor
den aangevoerd. De klei, ontdaan van ongerechtigheden, werd uitgerold tot
grote plakken en met snaren tot kleinere plakken gesneden ter grootte van
de uitgeslagen dakpannen, compleet met de afschuiningen op twee hoeken
zodat ze bij overlappingen in elkaar vallen. De plakken werden op met zand
bestrooide gegolfde vormen, z.g. beukhouten gelegd waarin aan de boven
zijde een kuiltje was gespaard met een opvulling van een stukje klei. Dit
stukje vormde later de nok aan de dakpan waarmee deze op de panlatten
werden gehaakt.
Vroeger was dit alles, maar later is een tegenvorm gebruikt het z.g.
vormraam waarmee de definitieve pan werd geperst. Vervolgens werd de
gevormde pan afgeslagen op een draaghout en te drogen gelegd. Het dro-
r
s
76