Wat overblijft is de vraag waarom molens met twee of drie scheprade
ren, ondanks hun ogenschijnlijke voordelen, in de loop der tijd die met één
scheprad niet verdrongen hebben. Men moet hierover een goed oordeel
hebben kunnen vellen want er was met deze bijzondere molens voldoende
ervaring opgedaan. Dat geldt niet alleen voor molens met twee scheprade
ren, maar ook voor die met drie. De Knevelaar mag dan, voor zover wij we
ten, wel de eerste in z'n soort geweest zijn, ook in de negentiende eeuw zijn
nog molens met drie schepraderen gebouwd. Zo werden voor de droogma
king van de Zuidplaspolder in Schieland enkele molens met drie staande
schepraderen gebouwd. Het antwoord op bovenstaande vraag ligt mogelijk
in de bijzonder zware eisen, die - vooral het gelijktijdig - werken met meer
dan een scheprad aan het materiaal stelde. Duurder materiaal, meer slijtage
en een grotere kans op defecten en ongelukken lijken een rol te hebben ge
speeld. De door de extra schepraderen verkregen capaciteit woog blijkbaar
niet op tegen de hogere kosten en risico's. Ook kunnen schommelingen in
de windkracht bij een constant zwaar belaste molen tot een zeer onregel
matige gang hebben geleid. Een korte afname van de windsterkte zal im
mers al gauw tot stilvallen hebben geleid terwijl het relatief veel tijd zal
hebben gekost om weer op snelheid te komen als de wind weer aantrpk.
Samenvatting
Zowel in de zeventiende als in de achttiende eeuw is naarstig gezocht
naar verbeterde windwatermolens met een hoger rendement. Oplossingen
werden zowel gezocht in principieel andere wateropvoerwerktuigen (vijzel,
schijfwielpomp) als in verbeterde schepradconstructies. In deze laatste
categorie vallen het hellend scheprad, de uitbreiding van het aantal
schepraderen per molen en de verfijningen in de constructie van scheprad,
waterloop en wachtdeur. De door Adriaan Vijzelaar uit De Rijp bedachte en
door hem in 1763 in poldermolen De Knevelaar gerealiseerde opstelling
met drie schepraderen vormt een voorbeeld van een met meer dan één
scheprad uitgeruste watermolen en, voor zover ons bekend, het eerste
voorbeeld van een Hollandse poldermolen die met drie schepraderen werd
uitgerust.
Dankbetuiging
De auteurs danken de heren J.S. Bakker te Moerkapelle, C.A. van Hees te
Amsterdam, G.H. Keunen te Utrecht, Dr. A.J. Kölker te Lisse en F.M. Rutten
te Rijswijk voor hun waardevolle suggesties.
Leo den Engelse Pieter Schotsman
Dit artikel verscheen eerder in 'Molinologie - Tijdschrift voor molenstudie1 1997 nummer 7.
67