Patriotten en Prinsgezinden
Dit jaar is veel aandacht besteed aan de korte, maar hevige oorlog die
200 jaar geleden in de kop van Noord-Holland en in Kennemerland
woedde en vele duizenden slachtoffers eiste.
In Bergen herinnert het Russisch Monument aan deze strijd en in Castricum
onthulde de Commissaris van de Koningin in oktober een herdenkings
sculptuur.
Wat was er in onze dorpen behalve het kanongebulder indertijd van deze
oorlog te merken?
Partijstrijd in ons land
Tijdens de tweede helft van de 18e eeuw ontstond bij een groot deel van
de bevolking van de Republiek der zeven verenigde Provinciën een toene
mende ontevredenheid over de politieke structuur van 't land. Bijna overal
maakte een kleine groep regenten, meestal uit bepaalde familiekringen,
traditioneel de dienst uit. De gewone bevolking had niets in te brengen en
wie niet de calvinistische godsdienst aanhing kon geen ambt bekleden.
Van stadhouder Willem V, de prins van Oranje, had men weinig te ver
wachten. Die was opperbevelhebber van leger en vloot, maar in 't geheel
geen krachtfiguur. Wat had hij gedaan tijdens de 4e Engelse oorlog om een
smartelijke nederlaag te voorkomen?
Gaandeweg verscherpten de politieke tegenstellingen. De beweging van
"Patriotten" drong aan op vernieuwing van bestuur, invloed van de burgerij,
vermindering van de macht van de stadhouder. Daartegenover waren er de
"Prinsgezinden", conservatief denkend en vooral te vinden onder de platte
landers en de traditionele baantjesjagers.
Hier en daar kwam het tot rellen en vechtpartijen, waartegen niet krach
tig werd opgetreden. Er werden zelfs vrijkorpsen opgericht, gewapende
exercitiegenootschappen. Steden als Den Haag, Utrecht en Amsterdam wer
den bolwerken van patriottisme. De gewesten Friesland, Zeeland en Gelder
land bleven overwegend prinsgezind.
De revolutionaire patriotten kregen de bijnaam "kezen", de prinsgezin
den werden uitgemaakt voor "oranjeklanten".
De Rijp was in deze jaren actiever vernieuwingsgezind dan de buurdor
pen. Schout en secretaris was sinds 1780 Jan Heinis, die zoals later bleek
wel degelijk de patriottische gedachten aanhing, maar zo wijs was die niet
al te duidelijk te ventileren. Het oefenen van de gewapende burgers werd
getolereerd. Op een verzoek om een geschikte oefenplaats en om wapens
121